‘Ik raadde die goudverf heel nadrukkelijk af’, glimlacht Ruud Geers. Hij laat het trappenhuis zien: een prachtige hoge ruimte met een glas-in-lood daklicht waar alle betimmering en de paneeldeuren mosgroen zijn. Een sombere kleur die toch niet overheerst, omdat die overal doorsneden wordt met verguld bieswerk langs panelen, randen en de elegant gebogen trap zelf. Die lijkt tot de tweede etage te reiken, maar dat is een optische illusie. Koningin-moeder en regentes Emma (1858-1934) bewoonde alleen de begane grond (‘belle-etage’) en de eerste verdieping en alleen zij en enkele hofdames mochten de trap betreden. Voor het personeel en alle anderen was er een bediendentrap. Geers: ‘In de tijd van de koningin hingen hier kroonluchters met echte kaarsen. Dat veroorzaakte een sprankelend effect in combinatie met al dat goud. Ik mocht een proefstuk maken en toen zag men in hoe veel verschil het maakte.’
Geers, geholpen door stagiaires, deed twee winters over het restaureren van het trappenhuis. Het resultaat beviel zo goed dat hij nu regelmatig een zaal van het paleis mag aanpakken. ‘In principe gaat het om het in goede staat brengen van zichtbare verflaag’, legt Geers uit. ‘Er is daarom alleen kleurverkennend onderzoek gedaan. De verflaag is zoals het Koninklijk Huis die achterliet na verkoop van het pand aan de gemeente Den Haag.’ Het Haagse Kunstmuseum richtte er, na een paar andere exposities ‘Escher in het Paleis’ in, een permanente expositie over leven en werk van de beroemde graficus M.C. Escher.
Het paleis is in 1764 gebouwd voor Anthony Patras, Burgemeester van het Friese Sloten, die vaak in Den Haag moest zijn omdat hij ook statenlid was. In 1796 werd het gekocht door Anthony Hope, een rijke bankier. Uiteindelijk kwam het in bezit van Prins Hendrik. Diens vrouw, koningin-moeder Emma, kocht het uit diens nalatenschap in 1896 om er een winterpaleis van te maken. In de zomer verbleef ze op Soestdijk. Emma renoveerde het pand, gaf ruimtes andere functies en liet de kamers betimmeren en van decoraties voorzien. Daarbij schafte ze niet alles nieuw aan. Eén van de zalen heeft duidelijk andere, zwaardere krullen in de deurlijsten en de spiegels. Geers: ‘Die komen uit het huis van baron Francois Fagel. Die Fagel, griffier van de Staten-Generaal, vluchtte tijdens de Bataafse Opstand naar Engeland waarna zijn huis verviel en in bezit van de Oranjes kwam. Hele interieurbetimmeringen, inclusief spiegels en schouwen, werden daar weggehaald en hier aangebracht. De lambrisering is Lodewijk XVI, terwijl die krullen veel meer Lodewijk XV zijn.’
Geers restaureert het allemaal met evenveel aandacht. Zo’n beetje één kamer per jaar krijgt hij in opdracht. Dit keer doet hij er twee. De rijk bewerkte lijsten zijn niet overal goed meer. Bij Geers Schilderwerken in Voorburg werken behalve Ruud Geers zelf, die derde generatie is, ook zijn zoon Timo en twee andere schilders op parttime basis, Anneke Voshol en Frans Weijdeveld. Weijdeveld is een kundig hobbymatig houtsnijder en maakt de details van de lijsten waar nodig na.
Het eigenlijke schilder- en verguldwerk staat Geers nu uit te voeren met stagiaire Kim Verhage, tweedejaars leerling aan het Nimeto, en de zelfstandig decoratieschilders Noortje Schaap (Noor Decoraties) en Gloria Jurić. Met beide vakmensen voert hij veel van zijn decoratieprojecten uit. Geers: ‘Dit is het soort werk dat ik het liefste doe. Bijna elke winter hebben we wel ergens een bijzondere restauratieschilderklus. Daarnaast zijn we ook een ‘gewoon’ schildersbedrijf.’ Geers ziet een toenemende druk om zich te verantwoorden en te certificeren: ‘Je ziet de deskundigheid bij opdrachtgevers teruglopen. Daarom willen ze steeds vaker duidelijke verantwoordingen en een plan van aanpak en ook dat je een rapportage maakt van wat je allemaal doet. Het zal met risicomijding te maken hebben. Eigenlijk moet je daar extra tijd voor rekenen. Ik overweeg om me ERM te gaan laten certificeren, want je merkt dat opdrachtgevers dat steeds vaker eisen.’
Het houtwerk in de zalen is na de verbouwing tot museum ooit met een vettige, transparante lijnolie afgewerkt, die op den duur is gaan verdoffen en vergelen. Die laag verwijderen Geers en zijn collega’s voorzichtig met een scalpel. Daarna krijgen de grote vlakke panelen alleen een poetsbeurt. Andere houten delen worden geschilderd met lijnolieverf, Toplin van Rigo Verffabriek. De plafonds worden gereinigd en het verguldwerk gereinigd en opgepoetst. Maar op heel veel plekken op de wanden is het toch beter om het weer opnieuw aan te brengen in olievergulding. Na afwerking wordt al het nieuwe bladgoud op het houtsnijwerk verouderd met een patina van Köhler om het nieuwe goud minder te laten verschillen van het oude bladgoud.
De schilders hebben hun werk met rood-wit lint afgezet, maar de ruimten blijven open voor publiek. ‘Dat is wel geweldig,’ vindt Geers. ‘Vaak staan de mensen vol bewondering te kijken, maken een praatje. We zijn hier ook een soort reclame aan het maken voor het schildersvak.’
Van dit project is een video te zien op SchildersVAKTV