Er is dus nu een nieuwe stichting, waarvan u de enige bestuurder bent én de directeur die het beleid uitvoert. Ongebruikelijk.
‘In de schildersbranche misschien wel, daar heb je vaak een stichtingsbestuur van schilderondernemers en die controleren dan de directeur. Maar deze andere vorm is juridisch ook mogelijk. Er was behoefte aan een eenduidige structuur. De vijf stichtingen werkten al samen en directeur John Broeders, die binnenkort met pensioen gaat, was formeel ook bestuurder en directeur van verschillende van die stichtingen. Ik leg verantwoording af tegenover een driekoppige Raad van Toezicht, die ook formeel mijn werkgever is. En we willen ook een Raad van Advies gaan instellen, met schilderondernemers erin, mogelijk afkomstig van de eerdere besturen. Tot voor kort hadden we eigenlijk zes stichtingen, vijf van de vestigingen en één van de holding. John Broeders en ik waren directeur en moesten ons beleid steeds aan al die besturen voorleggen. Dat was vaak een herhaling van zetten.’
Dat klinkt alsof het nu in ieder geval efficiënter geregeld is.
‘Jazeker. Dat wordt onze eerste winst. We werkten al stevig samen tussen de vestigingen in Nuenen, Rosmalen, Breda, Tilburg en Nijmegen, ook docenten en praktijktrainers wisselden we uit. Maar omdat het allemaal aparte boekhoudingen waren moesten er steeds heen-en-weer facturen worden geschreven. Je kunt wel nagaan hoeveel arbeidstijd daarmee gepaard ging. Ook inkoop van producten en diensten deden mensen op de vestigingen er vaak bij. Dat kunnen we nu centraliseren bij één backoffice, de medewerkers krijgen meer tijd om zich aan hun kerntaken te wijden. En we kunnen de kwaliteit en de inhoud van de opleidingen gelijk trekken en op een hoger niveau brengen. We kunnen ze beter en sneller aanpassen aan vragen uit de markt en van schildersbedrijven.’
Een efficiëntieslag… gaan er ontslagen vallen?
‘Zeker niet. We starten dit jaar met per saldo 50 leerlingen méér dan vorig jaar. We zitten nu op 450 leerlingen en willen doorgroeien naar 500. We hebben alle medewerkers nodig. Daarnaast willen we meer gaan doen voor de bedrijven in de regio’s. Hen begeleiden bij hun personeels- en opleidingsbehoeften. We willen ook meer gaan doen aan het scholen van bestaande werknemers van bedrijven, je moet je ook als vakvolwassen schilder of als calculator-werkvoorbereider blijven ontwikkelen. Daar willen we een goed programma voor aanbieden. Ik ga nu als eerste met alle medewerkers in gesprek over hun kerntaken, over werk dat ze kunnen afstoten en werk waar ze zich op kunnen concentreren. Wel is het zo dat bij vertrek of pensioen van collega’s je je nu beter kunt afvragen of je iemand met dezelfde kwalificaties terug wil.’
Want?
‘Bijvoorbeeld: tot nu was het zo dat elke vestiging in principe zijn eigen instructeurs had. Dus neem je een nieuwe aan als er één weggaat. Dan kan nu anders. En we gaan opleiden nog meer centraal stellen. Ook in samenspraak met uitzendbureaus. We hadden een eigen uitzendbureau, BAS, dat hebben we verkocht aan Faber Personeel. Anderen zijn goed in arbeidsbemiddeling, wij zijn goed in scholing. We organiseren scholing voor zij-instromers en ook een korte kennismakingsscholing van een week of vier, die mensen willen we dan in de praktijk volgen en ze een vervolgopleiding aanbieden. We leiden ook voor deelcertificaten op voor degenen waarvoor een complete mbo-opleiding niet haalbaar is.’
En daar moet je zo groot voor zijn?
‘Ik ben onderwijsdirecteur van de bouwafdeling van het Koning Willem I College geweest en ik weet: als je daar als opleidingsbedrijf met 80 leerlingen aanklopt, dan ben je niet echt een gesprekspartner. Vertegenwoordig je er, zoals nu, ruim 400, dan heb je ook meer bedrijven achter je staan en ben je gewoon een meer serieus te nemen partij.’
Hoe is het trouwens financieel gegaan, met die fusie?
‘Ik weet niet hoe het elders is, maar wij werken zonder lidmaatschappen van schildersbedrijven of iets dergelijks. We leven van het uitlenen van en het collectief werkgeverschap over onze leerlingen. De verschillende vakopleidingen zijn wel ooit met geld van schildersbedrijven opgericht, vaak als winterscholing. Maar niemand heeft nog aanspraken op die toenmalige investeringen. Stel dat we zouden stoppen, dan zou het geld niet direct terugvloeien naar de bedrijven. Het zou naar een brancheopleidingbedrijf gaan, of elders worden ingezet ten behoeve van de branche.’
Over ‘elders’ gesproken, gaan dit soort fusies ook op andere plekken gebeuren?
‘Er is interesse. Sommige vakopleidingen zijn al ver in hun onderlinge samenwerking, op termijn zouden ze zich bij ons kunnen aansluiten. Onze fusie was een logisch vervolg op een ingeslagen weg: bestaande stichtingen die al intensief samenwerkten onder één directie. Andere opleidingen functioneren prima zelfstandig of zien de noodzaak niet. Het is niet aan mij of onze Raad van Toezicht om ons hier in te mengen. We hebben wel intensief contact met de andere Schildersvakopleidingen en delen onze ervaringen graag. En we staan open voor iedere vorm van samenwerken die ten goede komt aan de bedrijfstak. Een landelijke Schildersvakopleiding? Geef het de tijd. De huidige opleidingsbedrijven zijn door lokale of regionale bedrijven opgezet, de meeste van die samenwerkingsverbanden bestaan al ruim 30 jaar. Bovendien is fuseren geen doel op zich, maar een middel om een antwoord te vinden op de vraag van bedrijven en leerlingen.’