Het is niet direct wat je verwacht in een schildersmuseum, maar wel het eerste wat je ziet in Elburg: pennen. Heel veel pennen. Van schildersbedrijven, gespaard door oud Cibap-leraar Henry Veldkamp. Als stagedocent verzamelde hij er in veertig jaar tijd om precies te zijn 5.702. Zijn collectie heeft hij geschonken aan het nieuwe museum, die er ruim 400 laat zien.
Wie het vijftiende-eeuwse Agnietenconvent is doorgelopen, via de VVV, het gemeentemuseum én een middeleeuwse dubbelkapel, belandt – na het beklimmen van een wenteltrap – in de toonzaal van historische huisschildersspullen. Met veel zorg samengesteld door Elburger Anton van Wezep, die eerder al een boek schreef over de rijke historie van schilders in de Veluwse vestingstad. Dit deed hij in opdracht van oudheidkundige vereniging Arent thoe Boecop, net als het inrichten van het museum. Doel: de verhalen zichtbaar maken, tot leven wekken.
Vissers worden huisschilders
Van Wezep (74) is meer dan bekend in de branche. De meesterschilder was decennialang ontwikkelaar van schildersonderwijs bij (de voorloper van) Savantis en is bestuurslid van hét Schildersmuseum in Enkhuizen. Hij komt uit een schildersnest, zoals zoveel Elburgers. Toen na het gereedkomen van de Afsluitdijk in 1932 de visserij als belangrijkste inkomstenbron opdroogde in steden rond de Zuiderzee, kozen diverse visserszoons voor het vak van schilder. Dat is de reden dat in plaatsen als Katwijk, Volendam, Huizen en Urk relatief veel schilders voorkomen. En dus ook in Elburg, met Amptmeijer (ook geschreven als Aempmaeijer), Weijenberg en Van Wezep als de meest voorkomende namen in dit ambacht. ‘Blaauw Perioverf, van mijn achterneef Goos, is daar nog een overblijfsel van’, zegt Van Wezep, die in het museum een lijst laat zien van 200 namen van Elburgse schilders.
Wat er nog meer te zien is in het nieuwe Schildersmuseum? Veel. Te veel om hier uitputtend te behandelen. Denk aan meesterproeven van hout- en marmerimitaties, een keur aan gereedschappen, een vooroorlogse werkplaats en gedetailleerde info over de historie van gilden en het beroepsonderwijs. De SchildersVakkrant staat bij enkele opvallende onderdelen nader stil. Van Wezep geeft tekst en uitleg, te beginnen bij de foto waarmee dit verhaal opent:
‘Dit is een oude werkplaats aan de Ellestraat in Elburg, van Jacob Deetman. ’t Vliegend Hemd noemden ze hem. Hij droeg altijd een schildershemd en deed alles op de bakfiets met motor, had altijd haast. Het hemd fladderde dan achter hem aan. In deze winkel zie je onder meer grondstoffen, zoals lijnoliepotten, droge verfstoffen en een verfmolen. Daar gingen de bindmiddelen, hulpstoffen en pigmenten in om verf te maken. In de wintermaanden was er weinig werk en daarom gebruikten schilders die periode om zelf verf te maken. Zo zijn veel verffabrieken ontstaan. Nederland telde midden jaren zeventig pakweg 700 verffabrieken, waarvan er na fusies nu nog zo’n 50 over zijn. Hier in de buurt had je Veluvine, van de familie Molyn, die ook een verffabriek in Rotterdam had.’
![](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2023/03/Driekleur-op-botters-768x1024.jpg)
‘Voor veel vissers was een vlag op hun schip niet praktisch. Daarom lieten ze de driekleur schilderen op de deurtjes naar het vooronder in de boot. Inclusief teksten, die meestal een Bijbelse achtergrond hadden. Vissers rondom de voormalige Zuiderzee waren in de regel nogal gelovig, vandaar.’
![](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2023/03/Os-1024x768.jpg)
‘In 1382 werd het gilde van de kunstambachten – waartoe schilders werden gerekend – in Antwerpen opgericht. Dat is later het Sint-Lucasgilde gaan heten. Het evangelie van Lucas werd gezien als het meest beeldend, met oog voor detail en sfeer. De os, hier afgebeeld in glas-in-lood, was het symbool van de schilders. Een offerdier, omdat Jezus volgens Lucas werd geofferd als boetedoening voor de mensheid. Het varken stond voor de stukadoors, vandaar dat ze hen ook wel muurvarkens noemden.’
![](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2023/03/Gouden-kwast-768x1024.jpg)
‘Dit is de Gulden Schildersprijs. Die werd elke twee jaar uitgereikt door de vereniging van oud-leerlingen van de Nationale Schildersschool, het huidige Nimeto. Daarmee beloonden ze een persoon of organisatie die zich verdienstelijk had gemaakt voor de bedrijfstak. Eisma heeft ’m ook een keer gewonnen. De trofee is een gouden kwast die is verwerkt in een gegoten blanke epoxyhars, staand op de voet van een verfkorst. Zo’n korst ontstond op de plek waar schilders hun kwasten uitstreken in de werkplaats. Langzaam maar zeker ontstond zo een dik pak verf, met allemaal lagen.’
![](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2023/03/Familiefoto-Van-Wezep-1.jpg)
‘Op deze foto zie je – achterste rij derde van links – mijn vader, Hein, en zijn broers. Hun vader, mijn opa dus, was ook schilder. Hij groeide op in een weeshuis waar hij werd opgeleid tot schilder. Daarna zat hij zestien jaar voor het KNIL in Nederlands-Indië. Terug in Elburg trok hij het schilderspak weer aan. Vier van zijn vijf zoons traden in zijn voetsporen. Deze foto is in de jaren dertig genomen, een periode met veel werkloosheid. Uit armoede begonnen veel mensen toen voor zichzelf, ook mijn familie. Elburg had destijds 3.000 inwoners en acht schildersbedrijven. Mijn familie mocht mooie grote klussen uitvoeren in de regio.’