Waarom? De grootschalige verduurzaming van de bebouwde omgeving moet met name in bewoonde staat plaatsvinden. (lees hier het achtergrondartikel online – Premium)
Het domein waar zaken als inspectie, bewonersparticipatie en esthetica samenkomen en van oudsher VGO-bedrijven zich als een vis in het water voelen. De opdracht die voorligt is immens en ook in de toekomst hebben deze woningen periodiek onderhoud nodig. Rendement verzekerd.
Om de duurzaamheidsdoelstellingen te halen, zullen labelsprongen in woningcorporatieland slimmer en efficiënter moeten worden gekoppeld aan grootonderhoud en renovaties. Dat vraagt nieuwe concepten die moeten worden ontwikkeld en uitgerold. En kennis en kunde van meer technische disciplines.
Daar is geld voor nodig, veel geld. VGO-bedrijven die een rol van betekenis willen spelen in deze duurzame renovatiemarkt, hebben dus behoefte aan volume én extra kapitaal. Ook omdat corporaties vragen om financieel slagvaardige partners die niet teveel afhankelijk worden van hun project. De budgetten per woning – laat staan per wijk – zijn immers gigantisch.
Met het vreemde kapitaal komen echter ook andere belangen binnen de bestuurskamer. Dat is op zich geen probleem. Vreemde ogen dwingen en dat is gezond. Maar hoe waait de wind als de conjunctuur omslaat of als de financiële resultaten tegenvallen?
Een ander aspect is de tweedeling die je nu al ziet in de sector en ongetwijfeld verder zal doorzetten. Ruim tien jaar geleden smolten de ‘oude’ WVB-bedrijven en de multifunctionele vastgoedonderhoudsbedrijven van Fosag samen in wat nu OnderhoudNL Totaal heet. Deze trein dendert nu op hoge snelheid door.
Voor kleinere (familie)bedrijven is een rol als strategisch partner van corporaties zowel organisatorisch als financieel te hoog gegrepen. Zij zullen genoegen moeten nemen met de kruimels die overblijven of zich meer moeten richten op andere segmenten in de markt.