Het eerste klusje was simpel: binnenschilderwerk en twee ruiten plaatsen bij de voordeur. Hoewel de voordeur van donkerblauw naar wit drie lagen nodig had, gebeurde er verder niets geks. Ware het niet dat ik een jaar later werd gebeld dat de kit slecht was. Altijd een discussiepuntje, slakken die kit eten. Wiens schuld is het? Ik koos eieren voor mijn geld en heb het opnieuw afgekit. Half uurtje werk en een halve tube kit, het zal verder wel.
Toen moest de dakkapel worden geschilderd. Twee mooie dagen in juni besteed aan de dakkapel. Op een vrijdagmiddag in het zonnetje de laatste laklaag aangebracht, als uit het niets de lucht dichttrekt en een enorme zomerse stortbui over het verse schilderwerk heen knalt. Goed, dat zag er niet meer uit. Maand later de dakkapel opnieuw, kosteloos, geschilderd.
Tijdens het werk aan de dakkapel vroeg de buurvrouw of ik hun woning ook van een verse laag verf kon voorzien. Natuurlijk, het is immers mijn vak. In het najaar de woning van de buren aangepakt. Het raam van de dakkapel voorzien van een nieuwe onderlat en verder de hele woning geschilderd. Ook de boeidelen van de carport. Hoewel ik de zwarte auto een eind verderop had laten zetten, bleken er na het rollen van het boeideel toch kleine witte spettertjes op de auto te zitten. Met twee uur autopoetsen als gevolg. Maar goed, het was klaar en verder prima.
Jaar later gaat de telefoon. De buurvrouw. De verf op de dakkapel laat los. Blijkt dat de witte fabrieksgrondverf van de nieuwe lat het niet heeft gehouden. Het krult eraf tot op het blanke hout. Als garantie verwijder ik allebei de latjes en gaan er kosteloos nieuwe neuslatten op. Bij het verwijderen van het oudste latje komt er spanning op de veertig jaar oude enkele ruit en je raadt het al, pang!
Van kwaad tot erger, ik kan in dit pechblokje werkelijk niets goed doen. Laat staan iets verdienen.
Reageren op de column van Richard Hoogstraten? Stuur hem een mail.