Ga naar hoofdinhoud

Duurzaam op de bouwplaats


Janssen neemt momenteel het elektriciteitsgebruik op de bouwplaats nader onder loep, en probeert hiermee te kijken of er verbanden gelegd kunnen worden tussen de grootte van bouwprojecten en de elektriciteit die daarvoor nodig is. Een aantal jaar geleden werd de duurzame wereld opgeschud door het nieuws dat de Toyota Prius, voorloper op het gebied van elektrisch rijden, slechter voor het milieu bleek te zijn dan men dacht. Sterker nog, het symbool voor de strijd tegen afhankelijkheid van fossiele brandstoffen bleek na 500.000 kilometer bijna twee keer zo slecht te zijn voor het milieu dan PC Hooftstraat-tractors als de Hummer, vaak het doelwit van anti-CO2 campagnes. En hoewel nu dus duidelijk is dat elektrisch rijden niet altijd duurzaam rijden betekent, blijven mensen auto’s met een accu kopen.

Steeds vaker wordt er in het kader van duurzaamheid gelet op duurzaam bouwen. Hierbij wordt dan bijvoorbeeld gekeken naar de hoeveelheid energie die nodig is om een huis te verwarmen en steeds vaker ook naar de materialen waarmee een huis wordt gebouwd. Een heel groot deel van het bouwproces gaat echter niet over wát je bouwt, maar hóé je het bouwt. Een woning kan bijvoorbeeld wel heel erg goed geïsoleerd zijn, maar als er zorgeloos wordt omgegaan met energie tijdens de realisatiefase kan je alsnog niet spreken van duurzaam bouwen. Vanuit deze verrassende – niet eerder belichte – invalshoek doet Rogier Janssen, student Civil Engineering and Management aan de Universteit Twente, hier nader onderzoek naar.

 

Janssen stelt dat dit een logische denkwijze is: “Mensen kijken naar het gebruik dat dicht bij hen staat, bijvoorbeeld brandstofkosten bij een auto. In de meeste gevallen zal men echter niet stil staan bij de energie die nodig is geweest voor de productie van die auto”. Zo lijkt het geval ook bij het bouwen van een huis. Alhoewel het belangrijk is om kritisch te kijken naar de materialen waarmee een huis wordt gebouwd en de mate waarin het huis bijvoorbeeld energiezuinig wordt verwarmd, wordt tijdens de bouw van dat huis ook energie gebruikt door bijvoorbeeld de inzet van bouwkranen, verlichting, verwarming, het gebruik van elektrisch aangedreven schuurmachines of spuitapparatuur en tal van andere ondersteunende apparaten.

 

Dit is dan ook exact waar Janssen zich mee bezig wil houden. Hij wil een verband ontdekken tussen kenmerken van woningbouwprojecten en energiegebruik. Zo gauw een verband namelijk vastgesteld is, kun je ook vaststellen of de bouw van een project relatief duurzaam is of niet. Wanneer je bijvoorbeeld ziet dat project A veel meer energie gebruikt per m2 dan een ‘vergelijkbaar’ project B, moet een bouwbedrijf zich misschien toch eens achter de oren krabben.

 

Gunning

Uiteindelijk kan dit tot iets heel moois leiden: Wanneer een opdrachtgever een gunning voor het bouwen wil verstrekken, kan straks – naast de kosten – mogelijk ook worden gegund op basis van ‘energieprestatie’ van de bouw. Dit zal er voor zorgen dat bouwbedrijven niet alleen zo goedkoop mogelijk, maar ook zo duurzaam mogelijk de klus willen uitvoeren.

 

Om dit te bereiken heeft Janssen een zestal ROC-scholieren tot zijn beschikking die gegevens van energiegebruiken achterhalen van een aantal woningbouwprojecten in de regio Twente. Met deze data zal hij aan de slag gaan om te kijken in welke mate er een verband zichtbaar is. Met een dergelijk verband zou in de toekomst aan de hand van de projectgrootte in bijvoorbeeld m2, m3 of hoogte mogelijk het voor de bouw benodigde aantal Kilowattuur kunnen worden voorspeld. Daarnaast wordt met het onderzoek tevens inzicht verkregen in energiegebruik per bouwdag of per manuur.

 

Al met al is het dus zeer interessant om te zien dat duurzaam bouwen een nieuwe weg inslaat door niet enkel het bouwproduct te belichten, maar ook het daaraan voorafgaande proces van bouwen. Zo zouden (schilders)bedrijven bijvoorbeeld ook beter kunnen letten op vermindering van het brandstofverbruik. Dagelijks jakkeren vele schildersbusjes over de snelwegen naar bouwplaatsen, die ver buiten de eigen regio liggen. Zo worden op jaarbasis duizenden kilometers verreden en komt er veel COin de lucht. Sommige ondernemers kijken daarom nadrukkelijker of ze meer personeel in de ‘ver weg regio’s’ waar ze veel actief zijn,  kunnen werven. Dat bespaart immers veel reiskilometers.

 

Anderen kiezen ervoor om hun personeel door de week onder te brengen in pensions. Ook ken ik een bedrijf dat een Wagenpark Controlesysteem heeft ingevoerd. Met dit systeem kan het rijgedrag van medewerkers nauwlettend worden gevolgd op het niveau van het totale bedrijf, een werkmaatschappij, kostenplaats of individuele rijder en eventueel worden bijgestuurd.

Afval

Waar (schilders)bedrijven ook nadrukkelijker op zouden kunnen letten op de bouwplaats is vermindering van het creëren van afval en afvalmateriaal goed scheiden in verschillende fracties. Denk bijvoorbeeld aan productverpakkingsmateriaal, lege kitkokers en verfblikken, afgedankte kwasten en rollers. Uiteraard is er nog een lange weg te gaan omdat duurzaam bouwen veel verder gaat dan alleen energiegebruik. Gelukkig zet Janssen met zijn onderzoek een goede eerste stap in de richting, waarin duurzaamheid net zo belangrijk, zo niet belangrijker, is dan de kostprijs.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.


Soudal slaat vleugels uit naar Japan

Muurschildering Studio Giftig wereldwijde topper

Daling aantal zzp’ers verder ingezet

Geen versoepeling regels voor Oekraïense zzp’ers

AGC investeert in nieuwe Fineo productielijn