Ga naar hoofdinhoud

Verzekeraars beginnen duurzaamheidskeur voor onderhoud


In de afgelopen drie jaar haalden 2500 autobedrijven het Duurzaam Repareren-certificaat. Omdat ze duurzaam willen werken. Maar ook omdat ze opdrachten willen blijven krijgen van verzekeraars en leasemaatschappijen. Initiatiefnemer Harry Filon wil nu hetzelfde gaan doen in onder andere de bouw. Met het Duurzaam Herstel-certificaat.

 

In drie jaar tijd zoveel certificaathouders? U bent miljonair?

 

‘Ha! Nee. Er geldt een eenmalig starttarief van circa 300 euro en daarna een jaarlidmaatschap van 495 euo. Daarvoor sta je ingeschreven in ons register, krijg je een jaarlijkse administratieve audit en om de twee jaar een fysieke audit. Als je weet wat een auditor per keer zo’n beetje kost begrijp je dat er maar weinig over blijft voor de organisatie zelf.’

 

Dus u bent populair omdat u goedkoop bent?

 

‘Nee, we vragen niet veel omdat dat geen belemmering moet zijn. Laat ik eerst vertellen over Duurzaam Repareren. Het is ooit begonnen met de inkooporganisatie van de Rijksoverheid. Die wilde regels opstellen over de duurzaamheid van zijn wagenpark, zo’n 230.000 voertuigen groot. Voor nieuwe auto’s was dat betrekkelijk eenvoudig: uitstoot, verbruik et cetera. Maar dat wilden ze ook voor schadeherstel en onderhoud. Ze hadden daar heel specifieke eisen voor opgesteld. Bijvoorbeeld over de soort te gebruiken verf, de te gebruiken droogmethode, de rolweerstand van de banden, et cetera. Ons adviesbureau, dat al eerder systemen ontwikkelde voor de automotivebranche, zag daar een kans, maar alleen als alle autobezitters meededen: een uitvraag naar duurzaam werken. De overheid, maar ook verzekeraars, leasemaatschappijen en de ANWB bleken geïnteresseerd om in ons College van Deskundigen (CvD) zitting te nemen. Dat college stelt de normen op voor Duurzaam Repareren en onderhoud. De stichting reikt een certificaat uit, een certificeerder doet de audits.’

 

Leuk. Maar ondernemers hebben toch ook hun eigen certificaten en keurmerken?

 

‘Ja, maar het punt is, dat zegt opdrachtgevers niet zo veel. Wat wordt er precies gevraagd, wat wordt er gemeten, hoe wordt het gecontroleerd? Bij ons certificaat zijn het de opdrachtgevers zelf die de voorwaarden stellen. Dat werkt heel anders.’

 

Begrijpelijk. Zeker in het schadeherstel, waar verzekeraars en leasemaatschappijen de dienst uitmaken.

 

‘Inderdaad. Als zo’n partij het certificaat als voorwaarde stelt,  ben je wel gedwongen om het te gaan halen, anders ben je die opdrachtgever kwijt. Het is overigens ook andersom. Alleen serieuze bedrijven, die hun zaakjes goed op orde hebben en graag willen werken voor verzekeraars en leasemaatschappijen zullen zo’n certificaat halen.’

 

En nu wilt u ook de schadeherstelmarkt op met dat Duurzaam Herstel ?

 

‘Op nadrukkelijke vraag van de verzekeraars. Duurzaam Repareren, dat we in 2012 startten, heeft inmiddels 2500 certificaathouders. Daar hebben we het best druk mee. Maar verzekeraars werken ook in veel ander gevallen met zogenaamde naturavergoedingen. Bijvoorbeeld bij brand-, ruit of stormschade. Ze laten een schade liever op een goede manier en door een betrouwbare partij herstellen dan dat ze met de verzekerden moeten steggelen over bonnetjes en kosten. Bij een schade van enige omvang komt er een expert langs die de noodzakelijke schoonmaak-, reparatie en  her bouwwerkzaamheden laat uitvoeren. Glascentrales als SRVC en Uniglas en bouwkundige centrales zoals Herstel Direct leven daarvan. Zij hebben weer kringen van aannemers, schilders- en glasbedrijven die aan dit soort herstelwerk een goede boterham verdienen. De verzekeraars vroegen ons of we niet ook in deze branche een certificaat konden opzetten.’

 

Dit keer dus alleen met verzekeraars in het College van Deskundigen?

 

‘Ja, voorlopig wel. Maar in de nabij toekomst is het best denkbaar dat ook corporaties en vastgoedbedrijven deelnemen. Met Duurzaam Repareren zijn we ook maar met een paar partijen begonnen.’

 

En zo’n CvD stelt dus vast wat duurzaam herstelwerk is. Aan wat voor norm moeten we denken?

 

‘Dat gaat tot in detail. Neem de te gebruiken schoonmaakmiddelen. Of het aandeel oplosmiddel in de verf. Of het te gebruiken hout. En dan wordt zowel gelet op de milieuvriendelijkheid van de producten, inclusief de ecologische footprint, als op de risico’s voor de werknemers, als op afvoer van afvalstoffen en recycling. Gelukkig hoeven wij dat niet allemaal zelf te bedenken. De industrie kent zijn eigen standaarden en weet ook wat technisch het uiterst haalbare is.’

 

Interessant. En dat Duurzaam Herstel bestaat dus al?

 

‘Nou, er is een CvD en we zijn nu met een pilot begonnen. In het glas, bouwkundig herstelwerk en in de schoonmaakbranche. De pilot is bedoeld om de eisen en de normen te toetsen. Zijn ze haalbaar, of misschien te zwak gesteld?

 

Met zo’n certificaat moet je dus steeds duurzaam en dus duur werken…

 

‘Nee, dat is nu juist het opvallende. We letten in de duurzaamheid op inkoop, energieverbruik, de gezondheid van de werknemers, efficiency. Laten dat nu net de aspecten zijn waar je in een bedrijf ook op let als je naar je bedrijfskosten kijkt. Vaak is een duurzame oplossing beter én goedkoper. Fabrikanten innoveren veel, en het meeste op het gebied van duurzaamheid. Tot nu toe was het lastig om een vakbedrijf te overtuigen met andere producten en methoden te gaan werken, ook zijn die beter voor mens, milieu en je portemonnee. Maar nu vraagt de opdrachtgever erom. Dan is men er veel eerder toe bereid.’


PPG verlengt Colorful Communities tot en met 2035

Baan Twente wederom beste Mercedes-Benz Van ProCenter

Oostveen overgenomen door Hoogstraten Haarzuilens

Geen versoepeling regels voor Oekraïense zzp’ers

Soudal slaat vleugels uit naar Japan