‘Out of the box’- denkers zijn er volop in de bouwbranche. Mensen die bedrijven en opdrachtgevers proberen aan te zetten om heel anders tegen, vooral, energetische totaalrenovaties aan te kijken. Jan Willem van de Groep, ooit initiatiefnemer van de Stroomversnelling, zet nu zelf een renovatiefabriek op.
Genoeg (onderhouds) bedrijven die complete concepten ontwikkelen voor A+++ renovaties…
‘Eerste generatieproducten, noem ik dat. Een gemiddelde, min of meer prefabrenovatie van een woonhuis, van label F of G naar nul-op-de-meter, kost nu 71 duizend euro, inclusief BTW, installaties en het interieur. De elementen daarvoor worden gebouwd in prefabfabrieken die ik kwalificeer als ‘overdekte bouwplaatsen’. Daar zijn nog veel efficiencyslagen mogelijk. Ook het ontwerp van de luchtbehandelings- en verwarmingsinstallaties kan slimmer en goedkoper. Ik denk dat de kosten van die eerste generatie nog zo’n 10 duizend euro kunnen dalen. Maar dan houdt het wel op. Daarmee bied je met name je particuliere klanten nog niet echt een businessmodel.’
De corporaties kunnen energierenovaties binnenkort gunstiger doorberekenen…
‘Ja, en daarom moeten al die “eerste generatie”-concepten vooral doorgaan. Voor corporaties is er al een haalbare businesscase. De scope is echter te klein voor een significante daling van de prijs. Duizend woningen per jaar acht men haalbaar, maar het zou moeten gaan om zo’n tienduizend woningen per jaar, die van de lopende band rollen. Het uiteindelijke doel zijn de particuliere woningen. Daar zijn er 4,5 miljoen van in Nederland. Als je huizenbezitters een energiebesparingsoplossing kunt bieden die het comfort verhoogt en voor het grootste deel gefinancierd kan worden uit besparing op de energiekosten, dan heb je echt iets in handen.’
Een renovatieproduct voor consumenten, iets dat ze kunnen betalen én willen hebben?
‘Het kan alleen als je het concept op industriële schaal produceert en daar modificatiemogelijkheden inbouwt voor iedere individuele klant. Dat is het ideaal: ‘series’ van N=1. En het kán. Woningen kunnen ingemeten worden met 3D-technieken en verwerkt worden in software die rekening houdt met wensen, gegevens en energiebesparingsscenario’s. Materialen kunnen klantspecifiek gedesignd worden en met robots en 3D-printers gemaakt. Met mijn bedrijf Factory Zero ontwikkelen we daarvoor software, productietechnologieën en uiteindelijk een compleet product om een huis in één dag een make-over te geven. We zijn met grondstofleveranciers en fabrikanten in gesprek over de ontwikkeling van nieuwe materialen en compactere, slimmere installaties. Met dit bedrijf zitten we aan de OEM-kant: Original Engineering Manufacturer: aan het stuur van design, engineering en productie. We proberen te denken als een autofabrikant, of als Apple.’
Juist. En de consument wil zo’n renovatie-Apple, omdat…
‘De consument vraagt niet om energiebesparing. Dat is ook alleen maar een middel. De energierekening is geld dat ook gebruikt kan worden voor een comfortbal en gezond en cool huis. Daarom hebben we het bij Factory Zero ook over een “make-over van je huis” en niet over een nul-op-de-meter-renovatie. Daarbij moet de overheid de condities creëren waaronder de energierekening gemakkelijk kan worden vertaald naar een lening voor de make-over. Een lening die mee verhuist naar de volgende bewoner als het huis verkocht wordt.’
Maar de bouw is daar nog lang niet klaar voor…
‘Inderdaad. Er wordt projectmatig gewerkt. Een project van enkele tientallen tot honderden woningen, daar wordt een concept voor bedacht, samenwerkingen voor opgetuigd, prestaties over afgesproken. Dat raakt weer versnipperd als het project is opgeleverd. Soms probeert men zo’n concept te vermarkten, maar voor elke situatie moet er opnieuw een samenwerking worden opgezet. Bovendien, zoals gezegd, zijn de kosten nog steeds relatief hoog. Corporaties willen allemaal wel experimenteren, maar niet grootschalig. Dan kiezen ze liever voor een goedkopere renovatie, naar label B, bijvoorbeeld. En dat is zonde. Want totdat die kosten zijn afgeschreven kun je de grote stap naar energieneutraal niet meer maken. En dat is toch nog zo’n 70% energiebesparing. Als bouwbedrijf ontwikkel je op die manier geen industriële producten. Je moet projectonafhankelijke samenwerking vinden, zowel horizontaal als verticaal in de keten. En zelfstandig werken aan innovaties. Middelgrote en kleine bouw- en onderhoudsbedrijven zullen nog lang een taak houden, uiteindelijk in de functie van assemblagebedrijf en serviceverlener van elders bedachte en geproduceerde bouwcomponenten. Met mijn andere bedrijf, Arxlabs, werken we binnen labs aan bijvoorbeeld “het kozijnloze huis” en het 3D-geprinte huis. De grote bouwbedrijven die zich als leidend beschouwen gaan van deze ontwikkelingen last krijgen, ze kunnen moeilijk veranderen. Factory Zero werkt bijvoorbeeld met systems-engineers, it-mensen, industrial designers en engineers die uit heel andere bedrijfstakken komen dan de bouw. Omdat hier de kennis ontbreekt.’
Interessant. Juist in de onderhoudssector zijn sinds kort projectonafhankelijke samenwerkingen begonnen, die aan innovaties werken
‘Dan liggen daar kansen. De onderhoudssector heeft als kerncompetentie dat ze in de gebouwde omgeving werkt, heel dicht bij de klant met oog voor de duurzaamheid op lange termijn. Als je dat op die manier kunt combineren, maak je een kans om voorin het productieproces te komen.’