Bijna 60 procent van de bedrijven met personeel maakt gebruik van flexkrachten. Dit percentage is de laatste jaren gemiddeld weliswaar gestegen, maar 65 procent verwacht dat de ‘flexibele schil’ de komende jaren qua omvang stabiel blijft. Uitzendkrachten zijn het meest populair en dat zal zo blijven. Selectie vindt vooral plaats op basis van praktijkervaring en vakkundigheid
Onderzoek USP Marketing Consultancy
In opdracht van Eisma’s Schildersblad en SchildersVakkrant heeft USP Marketing Consultancy uit Rotterdam dit voorjaar een onderzoek gedaan naar de inzet van flexibele medewerkers door schilders- en onderhoudsbedrijven. Ook de attitude ten opzichte van flexkrachten is onderzocht. Voor dit onderzoek zijn zowel bedrijven met personeel (60% van de respondenten) als zzp’ers ondervraagd (voor de samenstelling van de groep, zie kader ‘Achtergrondkenmerken’). Daar waar het relevant is, vermelden we de percentages is deze afzonderlijke groepen.
Soort flexkrachten
![Figuur_1](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_1.jpg)
De eerste vraag die we stelden, was of het bedrijf wel eens gebruikmaakt van flexibel medewerkers. Ja, zegt 47%, nee 42% (figuur 1). Opgesplitst naar bedrijven zonder personeel (zzp’er) is het opvallend dat ook hier 30% wel eens gebruikmaakt van flexibele krachten tegenover 58% bij de ondernemingen met personeel. De categorie ‘soms’ is in beide groepen nagenoeg gelijk (respectievelijk 13% en 10%).
De echte verschillen worden zichtbaar als wordt gevraagd wat voor soort flexkrachten dan worden ingezet (figuur 2).
![Figuur_2](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_2.jpg)
Gemiddeld zet 57% dan uitzendkrachten in, maar dit percentage wordt omhoog getrokken door de bedrijven met personeel (66% uitzendkracht, tegen 33% bij de zzp’ers). Als zzp’ers extra handen nodig hebben, dan schakelen zij vooral een collega zzp’er in (67%), zo blijkt. Bij bedrijven met personeel is dit 22%.
Piekperioden
‘Hoeveel procent van uw personeel bestaat in piekperioden uit flexkrachten?’ Deze vraag is eigenlijk alleen relevant voor de bedrijven met personeel (af te lezen in figuur 3).
![Figuur_3](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_3.jpg)
Gemiddeld is dit 54%, maar de spreiding is best wel groot. Een kwart schommelt tussen de 26% en 50% van het personeelsbestand, maar 12% zit daar onder en 18% vult in piekperioden zelfs meer dan driekwart van het personeelsbestand in met flexkrachten.
Gelijk niveau
Overigens maakte 63% van de bedrijven met personeel ook al voor 2015 gebruik van flexkrachten, tegen 43% bij de zzp’ers. Vanwege de vele veranderingen op het gebied van arbeidsrecht sinds vorig jaar (onder andere Wet Werk en Zekerheid) waren we benieuwd of de omvang van de ‘flexibele schil’ sindsdien is toegenomen. Dat valt mee (zie figuur 4).
![Figuur_4](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_4.jpg)
De helft zegt dat die gelijk is gebleven (bedrijven met personeel 45%), 22% zegt groter (24%), 27% zegt kleiner (32%). Bij de uitgesproken verwachting over de toe- of afname van de omvang van de ‘flexibele schil’ in de komende jaren, zijn bedrijven met en zonder personeel vrijwel eensgezind (figuur 5). Ongeveer gelijk qua omvang verwacht 65%, groter denkt 24% en kleiner schat 7% in.
![Figuur_5](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_5.jpg)
Motivatie
Interessant is te vernemen wat de belangrijkste redenen zijn om voor flexkrachten te kiezen (figuur 6). Meerdere antwoorden waren mogelijk, maar de risico’s die worden ervaren aan het hebben van (meer) vast personeel vormen toch wel de grootste motivatie (33%). Voor bedrijven met personeel is dit zelfs bij 44% de belangrijkste reden. Het snel kunnen inspelen op de grotere werkvoorraad speelt ook een belangrijke rol (gemiddeld door 33% genoemd), maar bij bijna de helft van de zzp’ers is dit dé motiverende reden, tegen ongeveer een kwart bij bedrijven met personeel.
![Figuur_6](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_6.jpg)
De vervanging van de VAR-verklaring door een modelovereenkomst, blijkt niet echt invloed te hebben op het feit of men eerder genegen is een (andere) zzp’er of een uitzendkracht in te schakelen (figuur 7). Toch neigen bedrijven met personeel nu iets eerder te kiezen voor een uitzendkracht (28%).
![Figuur_7](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_7.jpg)
Betrokkenheid
Door de bank genomen kan worden gesteld dat flexkrachten door de meeste ondernemers bij een flink aantal onderdelen in de bedrijfsvoering worden betrokken (zie figuur 8). Vooral de aspecten werkoverleg (81%) en veiligheidsvoorlichting (78%) springen eruit. Daarbij is er eigenlijk geen verschil tussen zzp’ers of bedrijven met personeel die flexkrachten inschakelen.
![Figuur_8](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_8.jpg)
Bij de vaktechnische trainingen (gemiddeld 48%) lopen de zzp’ers voorop, bij de toolbox meetings (gemiddeld 48%) laten de bedrijven met personeel de flexibele krachten wat vaker delen in deze kennis. Als we het hebben over het betrekken van de flexkracht bij bedrijfsuitjes/feestjes (66%), personeelsbijeenkomsten (53%) en het geven van een kerstpakket (62%), dan worden deze gemiddelden vrijwel geheel gerealiseerd door de bedrijven met personeel. Zzp’ers lijken toch iets minder oog te hebben voor dit soort sociale aspecten in een arbeidsrelatie.
Selectie
Doorslaggevend bij de selectie van een flexkracht zijn praktijkervaring en vakkundigheid, valt af te lezen uit figuur 9.
![Figuur_9](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_9.jpg)
Al staat bij zzp’ers die flexkrachten inschakelen praktijkervaring met stip op één (47%) en komen daarna vakkundigheid en persoonlijkheid (beiden 24%). Bij bedrijven met personeel staat vakkundigheid op één (41%), op de voet gevolgd door praktijkervaring (39%). Beiden competenties worden kennelijk niet gekoppeld aan het bezit van (vak)diploma’s. Persoonlijkheid staat bij deze bedrijven overigens op eenzelfde niveau als de kostprijs per uur (12%).
Stellingen
Tot slot een aantal stellingen om de attitude ten aanzien van flexkrachten enigszins te peilen (figuur 10).
![Figuur_10](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2016/06/Figuur_10.jpg)
Over de stelling dat ’flexkrachten minder gemotiveerd en betrokken zijn dan vast personeel’ denken beide ondernemersgroepen vrijwel hetzelfde, dat wil zeggen dat dit zowel wordt beaamd (28%) als ontkend (46%). Eensgezind is men ook over de stelling dat ‘de groeiende flexibele schil de doodsteek is voor het vakmanschap in de schildersbranche’. Gemiddeld 40% (zeer) oneens tegenover 37% (zeer) mee eens. Ondernemers met personeel en zzp’ers reageren ook vrijwel eender op de stelling ‘Flexkrachten laat ik vooral meters maken, specialisten hebben we zelf’. Meer dan de helft is het (zeer) oneens met deze uitspraak, al is de categorie ‘geen mening’ (14%) wel het hoogst bij deze stelling. ‘Met flexkrachten haal ik expertise op maat in mijn bedrijf’, ook over deze stelling denken de ondervraagde ondernemers in beide groepen gemiddeld hetzelfde, maar de kampen met voor- en tegenstanders zijn vrijwel even groot: 43% (zeer) oneens, 45% (zeer) eens.
Achtergrondkenmerken
De groep respondenten, allen afkomstig uit de schildersbranche, bestond voor 40% uit zzp’ers en 60% is werkzaam bij een bedrijf met personeel, met gemiddeld 8,1 fte. Hun functie binnen het schilders- of onderhoudsbedrijf is: directeur/eigenaar 88%, hoofd inkoop 3%, medewerker inkoop 2%, bedrijfsleider 3%, overig 3%.