Ga naar hoofdinhoud

CAO Schilders: de stand van zaken


Werkgeversbijeenkomsten van OnderhoudNL overal in het land, bijeenkomsten met de Landelijke Belangen Vereniging, waartoe werknemers al dan niet worden opgeroepen door hun eigen werkgever, protesten bij beide soort bijeenkomsten voor de deur, video’s op het internet, documenten op websites. Er is veel informatie over de huidige stand van zaken rond de schilder-cao te vinden. Waar gaat het ook weer om?

 

Wat is een cao?

 

Een collectieve arbeidsovereenkomst is een overeenkomst tussen één (bedrijfs-cao’s) of meerdere werkgevers (in een vereniging) en een vereniging van werknemers over de arbeidsvoorwaarden van die werknemers. De minimale voorwaarden voor een arbeidscontract zijn geregeld in de Arbeidswet. Uitzonderingen en aanvullingen daarop mogen worden afgesproken volgens de Wet op de Cao. Een voordeel van een cao is zowel voor werkgevers als voor werknemers dat niet elke nieuwe werknemer met zijn baas in onderhandeling moet over salaris, reistijdenvergoeding, werktijden et cetera. Sommige afwijkingen van de arbeidswet mogen officieel niet eens afgesproken worden als ze niet in een cao geregeld zijn.

 

Wie sluit een cao af?

 

In de schildersbranche is er maar één werkgeversvereniging die zich hiermee bezighoudt: OnderhoudNL. In andere branches zijn soms meerdere werkgeversverenigingen, met verschillende cao’s. In de afgelopen tientallen jaren werden de cao’s steeds afgesloten met de vakbonden FNV Bouw en CNV Vakmensen, die samen naar eigen zeggen zo’n 10.000 schilders vertegenwoordigen (over het totale aantal schilders in loondienst doen verschillende cijfers de ronde: 14.000 en 17.000). Nadat dit jaar de onderhandelingen stuk liepen heeft OnderhoudNL nu een principeakkoord gesloten met de Landelijke Belangen Vereniging (LBV). Deze vereniging had op dat moment nog helemaal geen schilderleden, en nu ongeveer 200. De wet stelt geen eisen aan het aantal leden van zo’n werknemersvereniging.

 

Waar liep het met de bonden op stuk?

 

Daarop zijn verschillende antwoorden, afhankelijk van welke kant je het bekijkt. Feit is dat de werkgevers tot twee keer toe met een eindbod zijn gekomen, dat allebei de keren door de achterban van FNV Bouw en CNV Vakmensen is afgewezen. De schilders zagen er vooral verslechteringen van hun huidige arbeidsovereenkomst in: minder structurele salarisverhoging, flexibeler werkuren en minder overuren, minder reiskostenvergoeding en nog een rijtje andere zaken.

De werkgevers zien de zaken in het eindbod, die nu ook terugkomen in het principeakkoord, als een ‘modernisering’ van de sector: er kan beter en flexibeler worden ingespeeld op marktomstandigheden en er is meer ‘maatwerk’ mogelijk bij bedrijven en individuele werknemers.
En de tijdelijke contracten?

 

In het principeakkoord gaan OnderhoudNL en LBV er van uit dat ze een beroep kunnen doen op een uitzonderingsregeling in de Wet Werk en Zekerheid. Dan zouden er weer, net als vroeger, maar 3 maanden hoeven te zitten tussen twee opeenvolgende tijdelijke contracten zonder dat de werknemer in dienst genomen moet worden. De vakbonden wilden ook wel zo’n uitzonderingspositie, maar alleen voor bijvoorbeeld metaalschilders, waar aantoonbaar veel moeilijk te bestrijden seizoenswerkloosheid is.

 

Speelt er meer mee?

 

Stellig. De indruk bestaat bij neutrale buitenstaanders dat de tegenstelling tussen de vakbonden en de werkgevers niet zo breed was als wel wordt voorgesteld. In andere sectoren, zoals de Bouwnijverheid en de Afbouw zijn, na vergelijkbare onderhandelingen, ook cao’s gesloten. Binnen het OnderhoudNL-bestuur is er echter, en dat is duidelijk uitgesproken op achtereenvolgende verenigingscongressen, de wil om van de zogenoemde ‘collectiviteiten’ afscheid te nemen. De gedachte is dat vakbonden zorgen voor regelingen vol ‘versteend wantrouwen’, moderne ontwikkelingen tegenhouden en geen werkelijke vertegenwoordiging meer vormen van de werknemers. Dat is de principiële drijfveer van OnderhoudNL achter het opzeggen van deelname aan collectieve zaken en instellingen als Savantis, Arbouw en het O&O-fonds.

 

En de financiën, natuurlijk

 

Ja. De schilderssector is in ongeveer vijftien jaar radicaal van structuur veranderd. Waren er twee decennia geleden nog zo’n 30.000 schilders in loondienst, nu zijn het er tussen de 14.000 en de 17.000. Een trend die gelijk op ging met de toename van het aantal schilders die werken via uitzendconstructies (wordt op tussen de 6000 en de 10.000 geschat) en het aantal zelfstandigen zonder personeel (minstens 10.000). Schildersbedrijven zijn veel flexibeler in omvang geworden: veel capaciteit als het nodig is, weinig in rustige periodes. Maar vooral zijn allerlei (brutoloon)afdrachten en (overheids)bijdragen die over het aantal werknemers worden berekend aanzienlijk minder geworden. Vooral voor de werkgevers is dat een dwingend argument om te zeggen dat de ‘collectiviteiten’ niet meer te betalen zijn.

 

Wie valt onder de principe-cao?

 

In ieder geval de leden van OnderhoudNL en de leden van de LBV, want hun organisaties hebben de overeenkomst getekend. Wat betreft de werknemers die geen lid zijn van de LBV is het een juridisch vraagstuk. OnderhoudNL stelt zich op het standpunt dat deze cao een voortzetting is van de vorige. Bovendien interpreteert OnderhoudNL artikel 14 van de Wet op de CAO zó dat de werkgevers verplicht zijn om al hun werknemers onder de cao te laten vallen. In zijn blog op Schildersvak.nl legt arbeidsadvocaat Sicco van Steenwijk echter uit dat schilders met vaste contracten het zogenaamde ‘incorporatiebeding’ kunnen aanvechten. Ze kunnen bij de rechter pleiten dat hun arbeidsvoorwaarden verslechteren, dat ze zich niet vertegenwoordigd voelen door de LBV en dat ze recht hebben op de ‘oude’ cao.

 

En als de werkgever geen lid is van OnderhoudNL?

 

Dan is hij niet gehouden om de cao te volgen. Juridisch is het zelfs de vraag of hij dat wel zou mogen als hij het wil. Zulke werkgevers zullen dan ofwel de ‘oude’ cao blijven volgen, of terugvallen op de minimale eisen uit de Arbeidswet. Dat wordt anders als de cao door de overheid algemeen verbindend wordt verklaard (avv). Dan zijn alle ondernemers in de sector verplicht om de cao te volgen. De overheid vraagt voor zo’n avv om bewijzen van representativiteit: de partijen die de cao hebben afgesloten moeten aantonen dat ze een belangrijke meerderheid van de sector vertegenwoordigen. Wat de werkgevers betreft is dat geen probleem. Een groot deel van alle schildersbedrijven met personeel is lid van OnderhoudNL, waaronder ook de grootste. Maar ook de LBV zal moeten aantonen een belangrijk deel van de werknemers te vertegenwoordigen. Dat zal, gegeven de huidige ledenaantallen, een uitdaging zijn.

 

Wat kunnen de vakbonden?

 

De vakbonden FNV Bouw en CNV Vakmensen staan formeel aan de zijlijn. Ze zouden een zogenaamd ‘ultimatum’ kunnen stellen, een soort tegen-cao eisen. Werkgevers hebben al laten weten dat te zullen afwijzen. Zoiets kun je dan afdwingen met stakingen en werkonderbrekingen, maar die zijn lastig te organiseren. Lid zijn en actie voeren zijn verschillende dingen. De baas in het drukke seizoen zomaar laten zitten, doe je niet snel. En veel schilderwerken spelen zich heel verspreid af met kleine teams, dat heeft weinig effect en uitstraling. De bonden kiezen daarom voorlopig voor de oproep aan de werkgevers die lid zij van OnderhoudNL om ‘de koers te verleggen’ en weer aan de onderhandelingstafel plaats te nemen. Tegelijk zetten ze in op ledenwerving, om in komende procedures sterker te staan.

 

Foto:

Confrontatie tussen een FNV-boot en boten met werkgevers, begin deze zomer, in Breda

Foto: JMS

 

 

 

 

 

 


Inspiratie-event ‘Vrouwen in Vastgoedonderhoud’

Toolbox ‘Dieselmotoremissie’ gelanceerd

Eisma ontwikkelt digitale Pocketguide voor BouwBeurs

HJL Groep uit Havelte is nu ERM-gecertificeerd

Tekort aan vakkrachten onder de loep