Een wereldwijde uitdaging aan alle start-ups die ‘iets’ bedacht hebben dat ook met schilderen en onderhoud te maken zou kunnen hebben. Dat is Paint the Future, dat AkzoNobel startte. Nog iets bijzonders: iedereen kan meekijken. Klaas Kruithof, baas van alle technologie-researchers van de multinational, legt uit wat de bedoeling is.
U bent chief technology officer bij AkzoNobel. Hoe hoog ben je dan?
‘De research bij ons bedrijf valt in twee hoofdgroepen uiteen: ‘Technical development and research’, waar de meeste onderzoekers werken, en ‘Technology’. Dat is mijn afdeling. Ongeveer 15 procent van de onderzoekers van AkzoNobel werkt bij ons. Dat zijn er zo’n 900. Verdeeld over Sassenheim (waar de meesten werken), Newcastle, Slough, Bangalore, Shanghai en Strongsville.’
En al die mensen doen fundamenteel onderzoek?
‘Nu ja, fundamenteel… we houden ons allemaal in ieder geval bezig met de meest actuele inzichten in de wetenschappen en proberen daarmee vertaalslagen te maken naar het bedrijf. Dat doen we met eigen onderzoeksprogramma’s en ook in samenwerking met allerlei instituten en universiteiten over de hele wereld. Bijvoorbeeld in Nederland in het ARC-CBBC-programma, samen met Shell en BASF, dat zich bezighoudt met katalysatoren in de ‘building blocks’ van bijvoorbeeld poedercoatings. Ook onderzoeken we hoe we de ‘curing’, de droging, zouden kunnen versnellen, zodat er minder hoge temperaturen nodig zijn in spuiterijen. En we zijn ook bij polymeeronderzoeken van de TU Eindhoven betrokken.’
Indrukwekkend. En tóch start u dat Paint the Future-programma…
‘Omdat we denken, nee, wéten dat er mensen bezig zijn met ideeën en ontwikkelingen die ook heel goed bij ons bedrijf zouden passen. Ik denk vooral aan start-ups die met iets bezig zijn waarbij ze helemaal niet in de eerste plaats aan de verfindustrie gedacht hebben. Het is maar al te vaak dat als ik bijvoorbeeld op een feestje vertel waar wij ons op researchgebied aan werken, dat mensen dan echt verwonderd zijn. Men denkt dat een verffabrikant alleen maar gewoon wat ingrediënten bij elkaar mengt. Terwijl we over zoveel meer denken dan dat.’
Zoals de onderwerpen van de challenge
‘Ja, we hebben een website geopend (www.letspaintthefuture.com, red.), waar iedereen zijn pitch kan indienen. Let wel: we zijn in dit geval op zoek naar al enigszins uitgewerkte plannen, niet naar losse ideeën in het kader van “Ze zouden eens een verf moeten uitvinden die dit of dat kan”. Dat zou meer een digitale ideeënbus zijn. Daar werken we ook aan, maar dat is dit dus niet. Om de inzendingen een soort richting te geven hebben we vijf deelgebieden benoemd, waarvan natuurlijk niet de bedoeling is dat het plan of product precies in één van die deelgebieden moet vallen; “Slimme applicatie”: zijn er manieren, methodes, materialen om een coating sneller, beter, efficiënter aan te brengen? “Verrijkte functionaliteit”: kan coating nog meer dan CO2 reduceren, licht geven, elektriciteit geleiden? “Circulaire oplossingen”: hoe kan verf en schilderen nog duurzamer? “Voorspelbare prestaties”: hier verwacht ik zelf veel van, want zou het niet mooi zijn als we met slimme algoritmes en big data het gedrag van ondergronden en de te verwachten duurzaamheid van een verflaag bijvoorbeeld kunnen relateren aan de gewenste onderhoudsinterval? En “Levenswetenschappen vermenging”: ook een heel interessante. Ik moet denken aan een programma dat we hebben lopen over enzymen: als verfchemici weten we daar niet genoeg van af, en toch blijk je er polymeren mee te kunnen creëren.’
De website maakt een heel open indruk
‘Dat klopt. Iedereen kan meekijken. Ook concurrenten. Wel zitten wij er bovenop. We hebben onze onderzoekers in groepen verdeeld en getraind om in dialoog te gaan met de indieners van de ideeën. Dat is de bedoeling van de eerste fase, waar we nu in zitten: elkaar helpen het concept uit te werken, te verkennen wat voor soort idee het is en de manier waarop het verder zou kunnen worden uitgewerkt. Dat gaat het best in een open, transparante omgeving. We zijn echt op zoek naar producten met potentie die zeg maar in de prototype-fase zijn: er is al een ontwerp, er is al aangetoond dat het zou kunnen werken. Daar kunnen wij als AkzoNobel het effectiefst helpen, met onze kennis, onze labfaciliteiten, onze relaties met grondstofleveranciers, overheden, instituten en, niet in de laatste plaats, ons wereldwijde distributienetwerk.’
Want: op den duur wilt u zo’n start-up dan invoegen in het bedrijf?
‘Dat is niet gezegd. We gaan er echt heel open in. Aan het eind van de challenge kiezen we een aantal veelbelovende projecten uit. Daar gaan we verder mee. Wat mij betreft hebben we rond de zomer al een paar goede projecten lopen. Maar dat kan van alles zijn: een onderzoekssamenwerking, een joint-venture, een distributieovereenkomst… ook voor de mensen hier op de juridische afdeling wordt dit een nieuwe manier van werken, snel schakelen, korte lijntjes etc. Niet dat we niet al met verschillende bedrijven zulke constructies hebben, maar ik wil dat het snel en duidelijk en flexibel kan worden afgesproken. Dat is voor ons, grote, degelijk werkende, multinational bepaald ook even wennen. Dat is nu al een goed resultaat van deze challenge.’
Foto:
Klaas Kruithof: ‘We denken over zoveel méér na dan verfmengen’
Foto: JMS