Iwan Gronert is een perfectionistische schilder. Zodanig dat zijn privéleven er soms bij inschiet. ‘Ik ben zo druk, dat ik laatst niet eens tijd had mijn eigen verjaardag te vieren.’ Er zitten 14-urige werkdagen tussen. ‘Sommigen zeggen dat ik niet goed bij mijn hoofd ben, maar ik ga gewoon op in mijn werk, ben best een beetje een workaholic. En soms, of zeg maar vaak, is het ook nodig om lang met een klus bezig te zijn. Je komt veel slecht werk tegen.’
Dan doelt hij bijvoorbeeld op de monumentale woning die hij deze zomer onder handen heeft in Kralingen, het lommerrijke en welvarende deel van Rotterdam. Gronert, eigenaar van IWG Schilderwerken, deed hierover op LinkedIn zijn beklag: ‘Ik sta dit jaar het ene na het andere werk te herstellen van de vorige schilder. Bepaald niet leuk; klanten die je wantrouwend aankijken en absoluut niet zitten te wachten op weer die schilder en die steiger aan hun huis. Schilderen is een vak waar behalve vakmanschap een heel hoge dosis passie hoort in te zitten.’
Punt gemaakt en de schilder kreeg online bijval. Bovendien signaleert SchildersVakkrant het vaker: vakmannen met beroepseer die zich beklagen over broddelwerk van ‘beunhazen’. Tijd om Gronert op te zoeken en met eigen ogen te aanschouwen wat hij bedoelt. ‘Deze woning is drie jaar geleden geschilderd, maar wat ik aantrof was nog erger dan gedacht’, zegt hij in plat Rotterdams in zijn schaftkeet aan de Oranjelaan. ‘De verf was volledig afgebladderd en dat scheen na een paar maanden al begonnen te zijn. Het hing van ellende aan elkaar. Overduidelijk haastwerk.’
Illustratief is de gootklos die Gronert laat zien. Het houtrot in dit element is door de vorige schilder opgelost door er schuurpapier in te stoppen en af te toppen met een tweecomponentenplamuur. ‘Als je dat op deze manier toepast op kaal hout, wordt het vochtig. Een typisch voorbeeld van hoe het niet moet. Daar heb je tegenwoordig epoxy-pasta’s voor, die vangen beweging van het hout op. Het was in dit geval niet meer te redden en ik heb van Amerikaans grenen een stuk of tien nieuwe sierklossen gemaakt.’
Een slechte inschatting van de ondergrond, matig schuurwerk en goten die aan de onderkant waren gecraqueleerd – ook dat trof Gronert aan. ‘Die haarscheuren zaten erin omdat ook dit was dichtgepropt met tweecomponentenplamuur. Over de rotzooi heen, om het er nog een beetje leuk uit te laten zien. Daar zat weer een dun laagje overheen, aangebracht met de roller. Dat heb ik allemaal kaalgemaakt, gefreesd en hersteld. En ik heb deelvervanging toegepast.’ Oude lijnolieverf heeft hij er laag voor laag afgehaald met een gasbrander. ‘Met een föhn kom je niet door de oude lagen heen. De lijnolie zit er vanaf het begin op. Bij wegbranden verandert het in stroop, dat maakt het zwaar werk.’
De klus is uitgelopen op een complete restauratie. Iets wat tot teleurstelling van Gronert vaker voorkomt, zoals bij een andere villa in Rotterdam en een “kapitale villa” in Wassenaar, waar zijn enige medewerker momenteel bezig is. ‘De hele tendens is dat het niet om het vak draait maar om de centjes.’ Dat kan verband houden met slechte tarieven voor schilders, waardoor zij zoveel mogelijk opdrachten in zo kort mogelijke tijd willen doen. Gronert denkt er het zijne van: ‘Het probleem is een groot gebrek aan schilders en dat iedereen zich kan uitgeven als schilder en kan vragen wat hij wil. Collega’s die serieus zijn, zitten volgepland. Bij schilders die direct “ja” zeggen, weet je dat je rotzooi krijgt.’
Gronert zelf raakte, als verdwaalde conservatoriumstudent, op een opmerkelijke manier in het vak verzeild. De korte versie: om zijn studie te bekostigen, kluste hij bij op schilderprojecten. ‘Sjouwen, schuren, dat soort dingen.’ Op een dag trof hij een “oud baasje” van wie hij de fijne kneepjes leerde. ‘Een man van 65 jaar met een krulsnor, echt een kolonel. Hoe kwast je een deur, hoe krijg je de beste vloeiing, hoe slijp je waterproof? Dat heb ik allemaal van hem geleerd.’ Gronert onderscheidt zich naar eigen zeggen door passie, op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen en blijvend leren. Maar vooral: oog voor detail. ‘Dáár gaat het om.’ Wijzend naar een kozijn: ‘Je moet nu al zien dat dat slecht is. Daar ontbreekt het vaak aan. Bovendien zie je veel schilders met een rollertje. Daarmee verlies je glans, je ziet steeds minder schilders met de kwast werken.’
Gronert is ook scherp op eigen werk. Hij blijft imperfecties zien en wil altijd een ‘10’ scoren; het zal de aard van het beestje zijn. ‘Maar als ik een project afrond, is het netjes’, belooft hij. Zoals het huis in Kralingen. ‘Als ik hier wegrijd en naar boven kijk, ben ik trots. Het is toch mijn kindje geworden. Ik zeg ook tegen mijn personeel: voor je de steiger afbreekt, moet je zélf trots zijn. En als je de steiger dan afbreekt, is het als het ware een cadeautje dat je uitpakt.’