In dit artikel gaat het over mensen bereiken via de vijf in Nederland meest gebruikte social media, namelijk: WhatsApp, Facebook, YouTube, Instagram en LinkedIn. WhatsApp behandelen we apart omdat dat zo anders werkt dan de andere vier kanalen. Met WhatsApp communiceer je waarschijnlijk al met je klanten. Vooral informele communicatie zoals ‘ik ben wat later’ is makkelijk met een berichtje. Maar je kunt WhatsApp ook inzetten voor je marketing.
Denk aan een aanbieding voor winterschilderwerk of een nieuwe collectie kleuren delen in een persoonlijk bericht via WhatsApp. Let wel op dat je klanten kiest die openstaan voor dergelijke berichten. Maak het dan ook zo persoonlijk mogelijk. Liever iets meer tijd per bericht dan in bulk alle contacten benaderen met de optie ‘verzendlijst’. Waarschijnlijk wist u het al, maar WhatsApp is tegenwoordig ook vanaf de desktop of laptop gebruiken. Dit helpt de marketing enorm: het is veel makkelijker een tekst te kopiëren, te plakken en aan te passen per persoon.
Vreemde eend
YouTube is ook een beetje vreemde eend in de bijt. YouTube ondersteunt alleen video met een bijbehorende tekst, terwijl alle andere socials ook plaatjes ondersteunen en dus meer mogelijkheden bieden. Daarnaast ‘dooft’ de inhoud van YouTube minder snel uit. Waar je bij de andere drie socials zult zien dat content, tenzij het echt viraal gaat, na een dag of drie niet meer in de tijdlijn verschijnt, werkt YouTube meer als zoekmachine waarin resultaten nog jaren erna kunnen terugkeren.
Zo heb ikzelf ooit een filmpje erop gezet dat uitlegt hoe je veegvast kunt herkennen. Inmiddels zit het op bijna 2.000 weergaven, terwijl ik er nooit meer iets mee gedaan heb. Dat is bij andere kanalen ondenkbaar. Bent u goed in zaken uitleggen en video’s maken, dan is YouTube een aanrader. En heeft u video’s gemaakt of laten maken, zou ik ze sowieso altijd op YouTube zetten. Let dan wel op een goede omschrijving en hashtags, want die zijn belangrijk op YouTube.
Facebook, LinkedIn en Instagram lijken het meest op elkaar, hoewel de doelgroepen verschillend zijn. Maar op alle drie kun je tekst, plaatjes en video’s plaatsen en het algoritme werkt vergelijkbaar. Goede content gaat meer in de tijdlijn van je publiek verschijnen en matige tot slechte content minder. Laten we eerst eens inzoomen op het algoritme.
Wiskundige formule
Een algoritme is een wiskundige formule waarmee je uitkomsten kunt berekenen. In het geval van social media is het een instructie waardoor berichten die het ‘goed’ doen meer en vaker vertoond worden dan berichten die het ‘niet goed’ doen. Zodra u een bericht plaatst checkt het algoritme of het bericht voldoet aan de richtlijnen van het betreffende medium. Als het daar niet aan voldoet, zal het automatisch verwijderd worden en krijgt u wellicht zelfs een waarschuwing. Zo is naakt verboden, maar bijvoorbeeld ook het plaatsen van misleidende content. Denk bijvoorbeeld aan reclame maken voor iets en verwijzen naar een website van oplichters.
Nadat het bericht door het algoritme goedgekeurd is, zal het als eerste vertoond worden aan mensen van wie het algoritme ‘denkt’ dat deze mensen het interessant vinden. Dat zijn actieve gebruikers, waardoor het algoritme snel antwoord krijgt op de vraag het bericht interessant is. Geven de mensen aan het interessant te vinden, wordt het bericht aan meer mensen getoond. Het algoritme meet dit aan de hand van reacties, zoals likes en commentaren, maar ook de kijktijd naar het bericht, of er op geklikt wordt enzovoorts. Het is dus zaak een interessant bericht te maken. Maar welke factoren gebruikt het algoritme dan?
Hoewel de meeste mensen de tekst bij een video of plaatje niet eens lezen, doet het algoritme dat wel. Met de tekst ‘begrijpt’ het algoritme waar de video of het plaatje naar verwijst. Zeker als u net begint, zult u het algoritme moeten leren waarover uw berichten gaan. Dat doet u met tekst. Verder maakt u een tekst die uitnodigt om verder te lezen. Zoals de kop boven dit artikel. Maak het niet te gek: de tekst moet wel kloppen met de inhoud van het bericht. Vraag wel met enige regelmaat om uw bedrijf te volgen.
Sturen met hashtags
Met goed gekozen hashtags kun je het algoritme nog beter sturen waar je bericht over gaat en aan wie het getoond moet worden. Daarnaast is een ‘eigen’ hashtag goud waard om mensen berichten te laten terugvinden. Facebook ondersteunt hashtags, maar het algoritme van Facebook houdt er niet van. Dus hashtags gebruik je op LinkedIn (3 hashtags) en Instagram (max 10 hashtags).
De apenstaart gebruik je om iemand te ‘taggen’ in het bericht. Belangrijkste functies van taggen zijn: de persoon of het bedrijf die getagt worden, krijgt een melding en delen het bericht wellicht verder. En het algoritme snapt beter aan wie het bericht getoond moet worden. Taggen doet u overigens ook met mate en niet alle mensen of bedrijven kunnen getagt worden. Bij twijfel niet doen.
Beelden bestaan uit plaatjes en video. Een bericht kan in deze tijd niet meer zonder minimaal één plaatje. Eigen content is beter dan andermans content. Dus liever een eigen foto dan bijvoorbeeld een stockfoto. En plaats video’s altijd in het medium zelf, niet een linkje naar YouTube. Dat is namelijk de concurrent. En plaatjes of video’s van iemand anders ‘lenen’ zonder het te melden kan serieuze gevolgen hebben, dus doe dat niet.
Wilt u nu echt eens werk maken van social media marketing en ‘gratis’ mensen bereiken? Dan heb ik wel een paar tips voor u. Maak content die bij u en uw bedrijf past. En houdt vol. Reken op minimaal drie maanden voordat het algoritme de berichten echt hoog gaat plaatsen. Begin met één kanaal en leer daar wat wel en niet werkt. Plaats consistent, dus iedere week minimaal twee tot drie keer. Wilt u Facebook of Instagram gaan gebruiken? Maak dan gebruik van de Facebook Business Manager. Hiermee kunt u berichten inplannen. En na een tijdje gaat deze u ook aanwijzingen geven wanneer uw publiek online is!