In de zomer moet het schildersbedrijf het verdienen is hét parool in seizoensgevoelige sectoren. Is dat wel zo? Is reageren op elk project in de zomer wel zo kostenefficiënt en slim? Daar zijn de meningen over verdeeld.
Ja, logisch, een buitenbad is ’s winters dicht. Dat kun je niet anders dan in de zomer exploiteren. En metaalconserveren onder een bepaalde temperatuur kun je wel vergeten. En over regulier schilderwerk in de zomer, over winterwerk en over vier seizoenenonderhoud in de bouw zijn hier al heel wat kolommen vol geschreven.
Maar ondernemen en ondernemen is twee. Inderdaad, de ene ondernemer kan niet ‘nee’ zeggen, reageert op elke opdracht die zich aandient, en vult de schil van flexwerkers maximaal om in een maand of zes, zeven alles in de verf te zetten wat ie maar tegen komt. Een andere ondernemer zoekt projecten die bij zijn bedrijf passen en let scherp op de mogelijkheid om het gehele jaar werk te werven dat ook in de winter uitgevoerd kan worden.
Nu hoeft de ene aanpak de andere niet uit te sluiten. Elke mengvorm is denkbaar.
De vraag blijft dan hoe kostenefficiënt de verschillende modellen zijn. Natuurlijk, voor een flexibele medewerker betaal je méér per uur dan voor een vaste medewerker, maar dat verschil wordt gecompenseerd doordat je die medewerker niet hoeft uit te betalen bij ziekte en winterwerkloosheid. Dat risico heb je namelijk op het bordje van de uitzendorganisatie gelegd.
Maar er is meer. Een goed geoliede machine werkt in de regel beter, harder en sneller dan een (te grote) groep flexmedewerkers van divers pluimage. Dit nog los van het feit dat de voorraad onderhoudspersoneel bij de uitzendbureaus, detacheerders op zal raken (lees hiervoor het artikel in de SchildersVakkrant 7). Op zeker moment zijn bij die bureaus al ‘de krenten uit de pap’ gehaald en zul je als ondernemer genoegen moeten nemen met mindere goden aan de kwast.
En de zpp’ers zullen in de bovengemiddeld werkbare periodes bij voorkeur hun eigen klanten bedienen; dit ook nog eens aangewakkerd door de recente invoering van de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie die de VAR per 1 mei heeft vervangen. Daarbij is het, op zijn minst gezegd, een opvallend gegeven dat voormalige medewerkers van schilders- en onderhoudsbedrijven die bewust als zzp’er voor het zelfstandig ondernemerschap hebben gekozen, nu wél werkend de winter doorkomen maar in loondienst elke winter thuis zaten.
De ondernemer die sterk stuurt op de Algemene Kosten (AK) kan niet ontkennen dat de mate van inzetbaarheid van flexmedewerkers daar een significant effect op heeft. We verstaan onder AK in algemeenheid de kosten die niet direct of indirect in het tarief aan een onderhoudsproject kunnen worden toegerekend. Maar ze zijn er wel degelijk. Nu zullen de kosten voor de huisvesting niet mee bewegen met het aantal ingeleende flexers, maar dat doet wel de tijdsinvestering van het management in overleg met de uitzendorganisatie en andere leveranciers en adviseurs. En ook de begeleiding en aansturing op de werkplek vraagt extra inspanning. De mate van (mis)communicatie tussen de ploegen en het management kan tenslotte zorgen voor de eventuele groei van faalkosten.
Een opgenomen project, uitgevoerd door een zelfsturend, goed op elkaar ingespeeld team, zal minder aansturende en begeleidende tijd vergen dan een project dat wordt uitgevoerd door een onsamenhangende groep flexmedewerkers. In het laatste geval zal de druk op voormannen, projectleiders en de algemene leiding groter zijn. Bovendien zal ontbrekend materiaal, extra ritten naar de groothandel en medewerkers die niet op komen dagend extra (faal)kosten met zich meebrengen. Lastig te calculeren, lastig te monitoren en wellicht ook lastig toe te geven.
Ook inleners kosten geld
De hoeveelheid inleners heeft effect op een lastig te calculeren post (variabele) algemene kosten. Zeker als het er veel zijn. Echter, de mate van verbondenheid van vaste medewerkers met het bedrijf blijkt van niet te onderschatten waarde te blijven.
‘Werk krijgen is de moeilijkheid niet. Schrijf maar extreem laag in. Dan krijg je het wel. Werk en opdrachtgevers op de langere termijn vasthouden is veel lastiger’, vertelt Jurrie Cornelius, bedrijfsleider bij Kerbof Schilders in Delfzijl. Het bedrijf heeft 22 man vast personeel in dienst en 12 tot 14 man inleen in drukkere tijden. ‘De flexibele medewerkers zijn in de regel bekenden van ons. Dat werkt een stuk beter dan projecten uitvoeren met een groep totaal onbekende onderhoudsmedewerkers’, weet Cornelius.
Want met het vergroten van de groep uitvoerenden, groeit het kantoorpersoneel natuurlijk niet mee. ‘De kans op fouten neemt dan toe. Je kunt wel proberen ze te voorkomen, maar ze worden onherroepelijk gemaakt wanneer het aandeel inleners te groot is. En het is dan maar de vraag of je nog wat verdient. En belangrijker: je werkt in een regio. Continuïteit is dan belangrijk. Je wilt dat klanten tevreden zijn en dat ze je herinneren als een solide en betrouwbare partner. Mijn stellige mening is dan ook: met een man of 30 eigen personeel verdien je meer dan met een minder goed te controleren en aan te sturen groep van een man of 45. En op een gegeven moment moet je jezelf de vraag stellen: waar haal je ze vandaan? Want van de schilders die in juni/juli nog geen werk hebben, mag je je best afvragen of daar nog vakmensen tussen zitten.’
Cornelius benadrukt daarbij een niet te onderschatten fenomeen: loyaliteit. ‘Vast personeel heeft een hogere mate van betrokkenheid met het bedrijf dan jongens die weten dat ze over een paar maanden weer op straat staan. Gemiddeld vertaalt die loyaliteit zich naar inzet, werktempo, een gemiddeld lager ziekteverzuim en dus naar kwaliteit.’
Het onderhoudsbedrijf Burgers van der Wal in Doetinchem telt 63 vaste medewerkers en slechts een dunne schil van 2 tot 6 inleners. ‘Een bewuste keuze, een strategische keuze’, aldus directeur Ludwig Smits. De strategische keuze is volgens Smits gebaseerd op de aanname dat vast personeel beter naar het bedrijf is te vormen door interne opleidingen, dat het personeel een hogere mate van verbondenheid laat zien en onderling beter uitwisselbaar is omdat je precies weet over welke kwalificaties de medewerkers beschikken. ‘Het ligt er natuurlijk ook aan wat voor soort bedrijf je bent en in welke markt je je beweegt. Ben je een puur projectenbedrijf of begeef je je ook op meer gespecialiseerde terreinen.’
Voor Smits heeft het relatief kleine aandeel inleners nauwelijks effect op de Algemene Kosten. ‘Sowieso niet op de vaste AK. Wel enigszins op de variabele AK, zoals bijvoorbeeld vervoers- en kledingkosten, maar in ons geval kan dit nooit tot problemen leiden. Zou daar een overmatige groei zijn, dan moet je daar een evenredige post voor reserveren.’
Toch vraagt Smits zich af, met de kennis van nu, of hij enkele jaren geleden bedrijfsmatig andere keuzes had gemaakt. ‘Bedenk wel, door in slechte tijden vast te houden aan zoveel mogelijk vaste medewerkers, betekent ook fors inleveren op je winst. Met een aantrekkende markt ben ik daar achteraf nu blij mee hoewel ik daar ook wel eens anders over heb gedacht. De tijd zal het leren.’
Foto:
Verhoogde activiteiten en dus meer inleners betekent ook meer tussentijdse contact met de groothandel
Foto: HvG