Wat is er zo bijzonder aan deze aanpak?
Kiel: ‘Wij halen de deuren bij de mensen op, daar begint het mee. Die reinigen en schuren we in onze werkplaats. Belangrijk is dat ze niet alleen glad worden, maar ook vlak. Is dat laatste niet het geval, dan ga je er uiteindelijk lelijke bollingen in zien. Daarom schuren we – zowel vlak als excentrisch – eerst met een korrel van 80 of 120, vervolgens met 180, daarna met 240 of 320, om door te bouwen naar 400. Niet met korrel 1.000, dat is té fijn, dan hecht de verf niet. Na het schuren brengen we drie à vijf grondlagen aan. Die schuren we volledig dood, tot het oppervlak weer helemaal glad is, om de deur opnieuw volledig te gronden. Dit proces herhaal je tot er een geschuurde grondlaag over is zonder kale plekken. En dan pas aflakken, vaak twee keer. Bij de klant plaatsen we in die periode een tijdelijke nooddeur.’
Deuren in de hoogglans, dat zien we toch al volop in Nederland. “Mirrorfinish” is hot. Hoe onderscheidt jullie werkwijze zich verder?
Kiel: ‘Deuren worden in Nederland zeker in de glans gezet, maar met de roller of de kwast. Wanden en radiatoren, die worden gespoten: met watergedragen binnenproducten, en doorgaans met een luchtvrije pomp. Maar de voordeur bij de mensen ophalen en die in de werkplaats spuiten, in elke gewenste kleur; ik ken geen andere schilder die dat doet. Bovendien doen wij dat met traditionele kwastenlak – een alkydsysteem – en een HVLP-spuit, dus met veel lucht en weinig druk. Verf die je normaal met de kwast aanbrengt, maak je zo verspuitbaar. Dat geeft een veel gladder, voller en mooier resultaat. In Amerika is deze werkwijze heel gebruikelijk.’
Waarom volstaat het niet om deuren gewoon te kwasten of te rollen en ze zo een topglans te geven?
Kiel: ‘Als je dat doet, is het de kunst geen sinaasappelhuid of kwaststrepen te zien. Maar met spuiten krijg je sowieso een nóg gladdere afwerking. Mensen hechten veel waarde aan gloss-units, maar die zeggen eigenlijk niks. Als ik de deur die hier als tafelblad ligt rol, met sinaasappeleffect, geeft de glansmeter vrijwel dezelfde graad aan als wanneer ik hem zou spuiten. Terwijl voor het oog het gespoten resultaat veel mooier is. Als je dan toch wilt vergelijken, moet je kijken naar DOI: Distinctness of image, de gladheid van je eindlaag.’
En dit hebben jullie allemaal geleerd in de Verenigde Staten, bij de ZK Finishing School?
Kiel: ‘We waren er al mee aan het experimenteren en daarin best wel ver. We waren vooral benieuwd naar de ervaringen van Zach Kenney uit Boston, een specialist op dit terrein. We volgen hem al een tijdje. Op zijn training liepen Amerikaanse en Canadese schilders, wij waren de enige Nederlanders.’
Hoe werden jullie begroet?
Willemsen: ‘Bijna als beroemdheden, haha.’ Kiel: ‘Ze waren erg enthousiast, iedereen vond het mooi dat we kwamen. Amerikanen zien Nederland als het mekka van de verf. Ga maar terug in de geschiedenis: in ons land wordt al heel lang verf gemaakt en gebruikt.’
Nog wel wat opgestoken dan?
Willemsen: ‘Het mooiste is dat we heel veel mensen hebben ontmoet, daar haal je veel uit. Zoals de directeur van Fine Paints of Europe, dat 128 verkooppunten heeft in de Verenigde Staten. Het leuke is: zij kopen al hun verf bij Koninklijke Van Wijhe in Zwolle. Hollandlac Brilliant 98 noemen ze dat daar, wat dus eigenlijk Wijzonol is.’ Kiel: ‘Ik had nooit een ingang bij Wijzonol, maar via een U-bocht – dankzij onze Amerikaanse connectie – ineens wel.’
Een ritje naar Zwolle had volstaan.
Willemsen: ‘We vielen met onze neus in de boter. Op het moment dat wij in Boston waren, hield de Painting Contractors Association – de schildersvakbond daar – een evenement. Stom toevallig, wij wisten dat niet. Maar we hebben mooi wat lezingen meegepakt en ook een rondleiding gekregen bij honkbalclub Red Sox. De schilder die dat stadion al een jaar of dertig onderhoudt, vertelde over zijn aanpak.’ Kiel: ‘Ook interessant was een lezing over hoe je de grens bewaakt tussen kwaliteit maken en geld verdienen. Je kunt heel snel op tachtig procent zitten qua afwerking, maar om naar honderd te gaan, heb je weer tachtig procent van je tijd nodig. Waar leg je de grens? Kortom: heel veel theorie en een beetje praktijk.’
Aparte naam eigenlijk, KUality. Waar komt die vandaan?
Kiel: ‘Het is vrij standaard om als schilder je achternaam te gebruiken. Wij wilden iets anders, een woordspeling met het Engelse quality. Waarbij de K en de U staan voor Kwaliteit en U, kortom: kwaliteit die u verdient. Daarmee willen we een bepaalde perceptie meegeven. Het gaat om de klantbeleving, Zach Kenney noemt dat het sommelier-effect, naar de wijnober in een restaurant. Dat vind ik een mooie vergelijking. Wijn uit een plastic beker in een donker steegje smaakt heel anders dan in een restaurant.
Vertaald naar ons vak: de manier waarop jij met je klanten omgaat, daarmee bereik je veel meer dan met schilderwerk op zich. Dat plafond kan nog zo mooi wit zijn; als jij de bouwradio keihard aan hebt staan en je rommel laat liggen, laat je geen fijn gevoel achter. Hebben klanten bijvoorbeeld een kleintje dat slaapt op een bepaald moment, dan ga je niet net dán schuren. En bij mensen die willen uitslapen, begin je niet heel vroeg. Dat sommelier-effect proberen wij elke dag in ons werk te bereiken.’