Buiten een dampopen vochtregulerend verfsysteem en binnen een dampdichte vochtafsluitende afwerking. Dat is wat we vroeger met de paplepel ingegeven hebben gekregen. Echter, in de praktijk gebeurt het nu net andersom. Al meer dan een jaar of vijftien. En er is nergens schade. Hoe kan dat?
De praktijk wijkt klaarblijkelijk af van de theorie. Een gegeven welke het principe van de zogenoemde relatieve vochtafsluiting (voor uitleg zie het kader) in twijfel trekt, is het laatste decennium ontstaan. Timmerfabrikanten leveren sinds de eeuwwisseling vrijwel uitsluitend kozijnen met een volledig watergedragen verfsysteem. Het valt niemand op, maar het is wel een feit.
Binnen worden de kozijnen overal afgewerkt met watergedragen verven. Buiten wordt vaak geschilderd met alkydlak. Buiten wordt dus een relatief dampdicht systeem toegepast en binnen een dampopen verfsysteem. En toch ontstaat er in de praktijk geen probleem. Geen blaarvorming, geen onthechting en al helemaal geen houtrot. Binnen dampopen en buiten dampdicht. Het maakt dus niet uit.
Schrapwerk
Een andere aanwijzing waarom de theorie niet opgaat, heeft te maken met schrapwerk. Bij periodiek onderhoud worden de onder- en tussendorpels sinds jaar en dag vaak eerder kaal geschrapt dan de bovendorpels. In de loop van decennia is de laagdikte bij bovendorpels aan de buitenzijde van een kozijn dan ook doorgaans tientallen tot – bij oude kozijnen – honderden micrometers hoger dan ter plaatse van de onder- en tussendorpels.
Je zou dan ook mogen verwachten dat bij bovendorpels na enkele cycli blaren ontstaan. In de praktijk komt dat echter bijna niet voor. Als er schade is door vocht dan is dat vrijwel alleen ter plaatse van de tussendorpels en onderdorpels en dan ook nog bij de verbindingen en bijna nooit halverwege een dorpel.
Weerbelasting
Maar er zijn ook andere argumenten waarom de theorie van relatieve vochtafsluiting bij geschilderd geveltimmerwerk niet opgaat. Neem bijvoorbeeld een inpandig geplaatst gevelkozijn. Hier ontstaat vrijwel nooit houtrot en er ontstaan ook vrijwel nooit blaren. De onderhoudsinterval is bij inpandig werk lager. En dat kan verschillende jaren uitmaken. Een kozijn in dezelfde woonruimte en dan uitpandig zal, ongeacht het verfsysteem binnen en buiten, veel eerder verfschade of houtaantasting vertonen.
Ook gevelelementen waarbij sprake is van een bescherming door een grote dakoverstek of beschermende luifel zullen veel minder schade vertonen. Waarmee wordt geschilderd, dat maakt in deze gevallen niet uit. Het verschil in onderhoudsinterval is terug te vinden in de mate van weersbelasting.
Ontstaan houtrot
En houtrot ontstaat vrijwel alleen ter plaatse van inwateringspunten en bij onjuiste detaillering. De belangrijkste oorzaken van houtrot zijn immers open verbindingen, lekke beglazingsafdichting, verstikking van het hout door ongeventileerd geplaatste panelen, een afgekitte negge (muurzijde van het kozijn) of door slecht of niet ventilerende glaslatten. Denk hierbij aan bijvoorbeeld aluminium stoeltjesprofielen en half ventilerende of ongeventileerde glaslatten. De waterdampdoorlaatbaarheid is daarbij van ondergeschikt belang.
Evenwicht
Hout bevat van nature vocht. Het neemt vocht op en staat vocht af. In een vochtige omgeving zal hout net zo lang vocht opnemen, totdat een evenwicht is bereikt met de luchtvochtigheid van de omgeving. Desondanks is het meeste geveltimmerwerk in Nederland in elk jaargetijde vrijwel even droog. Wanneer wordt gemeten ter plaatse van het midden van een tussen- of randstijl is de vochtigheidsgraad meestal tussen de 13 en 16 procent. Dit is dan ook voor meetapparatuur een goed ijkpunt om vervolgens inwateringspunten (lekken) vast te stellen.
Het is tevens een aanwijzing dat Watt’s gedachtengang niet toepasbaar is bij geveltimmerwerk. De basistheorie is ongetwijfeld juist, maar voor de schilder is deze theorie op geveltimmerwerk minder belangrijk dan door sommigen werd/wordt aangenomen. Er zijn nog steeds verfadviseurs die niet een hoogglans alkydlak durven toe te passen op probleemprojecten met houtrot. De verflagen zouden teveel afsluiten.
Oorzaak wegnemen
Op zich klopt dat, maar houtrot voorkom je niet met zogenaamde eenpotsysteem, schakel- of vochtregulerende verven. Ook wanneer een zeer dampopen verfsysteem zoals acrylaat wordt toegepast, zal er houtrot ontstaan. Want zelfs deze verf is nog te gesloten om het vocht tijdig af te kunnen voeren bij inwatering door lekken of onjuiste details. Beter is in die gevallen geen verf toe te passen. In dat geval zal er minder snel houtrot ontstaan dan met een verfsysteem.
De clou is dan ook de oorzaak van de schade aan te pakken en niet oplossingen te zoeken in het toe te passen verfsysteem. Welk product en welk merk dan ook wordt toegepast, alle normale alkyds en watergedragen verven van gangbare leveranciers functioneren overeenkomstig. Hoe het ook wordt geschilderd, de interval blijft hetzelfde.
Niet volledig gesloten
Om de onderhoudsinterval te verlengen, zijn andere maatregelen nodig dan aanpassing van het verfsysteem. Toch moeten verflagen die worden toegepast op hout in zekere zin wel kunnen ‘ademen’, dus waterdamp door kunnen laten. Zou een verflaag vrijwel dampdicht zijn, dan ontstaan wel barsten of blaren. Tweecomponenten epoxy en polyurethaan lakken zijn mede daarom ongeschikt voor het schilderen van geveltimmerwerk. Binnen zou het prima kunnen, maar buiten zal verfschade ontstaan.
Buiten een dampopen vochtregulerend verfsysteem en binnen een dampdichte vochtafsluitende afwerking. Zo hebben we het geleerd, maar in de praktijk is de situatie veelal net andersom.
Relatieve vochtafsluiting
Het principe van de theorie van relatieve vochtafsluiting is afkomstig van uitvinder James Watt. Deze had door proeven vastgesteld dat wanneer men gesloten glazen bollen – met elkaar verbonden door een buis – deels vult met vloeistof en deze vloeistof in de ene bol verwarmt en in de andere bol koelt, de door de temperatuursverhoging ontwikkelde waterdamp zich verplaatst van de verwarmde naar de gekoelde bol. Dat principe van Watt bleek, zo veronderstelde men decennialang, ook van belang te zijn voor het vochttransport en de vochtconcentratie in hout.
Een gevelscheidend houten element, met aan de ene kant een verwarmde en vochtige ruimte binnen en aan de andere zijde een koude open lucht buiten, betekende vochttransport door het bouwmateriaal hout van binnen naar buiten. Op laboratoriumschaal werd dit principe vele decennia geleden nagebootst met in eerste instantie zogenaamde vochthuisjes en in de loop van de jaren met blarenkasten. Op basis van deze theorie werden verfsystemen ontwikkeld welke zogenaamd vochtregulerend ofwel dampopen waren. Elke fabrikant had en heeft zo haar eigen vochtregulerende verfsystemen.