Glunderend loopt Ruud de Wijs van Ruud Schilderwerken in Austerlitz rond in een heel bijzonder pand aan de chique Nicolaas Witsenkade in Amsterdam. Het is waarschijnlijk het enige nog min of meer geheel bewaard gebleven neovenetiaans pand in Nederland. En hij mag het interieurschilderwerk restaureren.
Dat is te zeggen: als Monumentenzorg, architect Christian Bouma (Studio C Architecten) en de eigenaren, de investeerders Jan Willem ter Meulen en Egon Weijnen, het eens kunnen worden over wat er gerestaureerd mag en kan worden. ‘Mijn compagnon en ik bezitten meer vastgoed in Amsterdam’, legt Ter Meulen uit. ‘Ook bijzondere, oude panden. We zijn geen handelaren maar beleggers, we zijn dus altijd bereid om te investeren als het op langere termijn rendeert. Maar met dit soort projecten is de vraag altijd: waar stop je?’
Het pand is ontworpen door Eduard Cuypers, een neef van de beroemde Pierre Cuypers en ook bij hem opgeleid. Eduard (1859-1927) is vooral bekend als architect van stationsgebouwen in het noorden des lands, zoals dat in Veendam, en als wegbereider van de Amsterdamse School. Maar daar is aan dit pand, dat hij als twintigjarige voor de joodse familie Sanders realiseerde in 1889, weinig van te merken. Wel enigszins van zijn hang naar neorenaissance en jugendstil, maar dan sterk beïnvloed door de opdrachtgevers.
Ruud de Wijs: ‘Ik ga al ruim dertig jaar naar schildersopleidingen. De laatste 12 jaar volg ik een meester/fijnschilderopleiding in België, bij meesterschilder Versmissen. De putti, de engeltjes, die op linnen zijn geschilderd op het plafond van de voorkamer kwamen me heel bekend voor. Vooral de manier waarop de gezichten geschilderd waren. Ze leken op tekeningen die ik aan het bestuderen was die mijn leermeester van zijn leermeester gekregen had die ze op zijn beurt weer gekregen had van E. Meyer, een Antwerpse meesterschilder. Dat zette ons op het spoor naar die stad, waar natuurlijk veel rijke joodse families woonden. Daar bestaan meer van dit soort huizen. In Nederland zo goed als niet. We denken dat er meerdere interieurspecialisten uit België hieraan gewerkt hebben.’
Bouma: ‘Er staan nu steigers voor, maar aan de buitenkant kun je ook goed zien dat de bouwstijl Italiaans geïnspireerd is, compleet met muurschilderingen. Voor de nieuwe eigenaren en voor mij was meteen duidelijk dat de bovenverdiepingen het verdienen om gerestaureerd te worden. Dat zal ook wel moeten, want het is een rijksmonument. Dat is te zeggen: we hóeven niets te doen, maar áls we iets opknappen moet Monumentenzorg daarachter staan. Op de benedenverdieping is weinig meer origineel, daar willen we wat meer bouwkundige ingrepen doen, onder andere er meer licht in brengen.’
Bouma kende De Wijs uit een actieve ondernemersgroep, gericht op het aan elkaar geven van tips en opdrachten. ‘Ruud weet heel veel van oude schildertechnieken en is een heel bekwame schilder. Het was dus meer dan logisch dat ik bij hem uitkwam.’
De Wijs is nu, met zijn twee man personeel, bezig om ondergronden bloot te leggen, verf- en materiaalonderzoek te doen en om alvast delen schoon te maken. Het bepalen van de originele kleuren is om een speciale reden niet heel erg moeilijk. ‘Het huis is lang in eigendom gebleven van de familie Sanders, die het in originele staat hebben gehouden’, vertelt Bouma. ‘In de zestiger jaren kwam er een andere eigenaar, die verhuurde het aan de exploitant van Club Elegance, een bordeel. Dat is het ruim dertig jaar gebleven, tot de gemeente met een ontmoedigingsbeleid de exploitant uit het pand verdreef. Daarna hebben er tien jaar mensen antikraak gewoond.’
De Wijs: ‘En dat is het behoud van de originele verf gebleken. In de bordeeltijd bleven de gordijnen altijd gesloten, wat goed is voor het opgespannen zilver-op-lederen behang. En aan het originele schilderwerk is weinig gedaan. Alleen zijn panelen en vlakken met bruin, ossenbloedrood en goudverf overgeschilderd, maar dat is zodanig oppervlakkig gebeurd, over een zodanig vette originele lijnolieverf, dat die nieuwere laag er vrij eenvoudig af te halen valt. Op veel plaatsen zal hier de vraag worden: voorzichtig de originele laag terugrenoveren of verder wegschuren en de originele kleuren opnieuw schilderen.’
Wel is er in het pand enorm veel gerookt. De aanslag zit overal en is ook in de vernislaag die op de plafondschilderingen zit, getrokken. Die is De Wijs nu met engelengeduld aan het verwijderen. ‘Er staan me tal van sapjes en middeltjes ter beschikking, daar maak ik mijn eigen mix van. Je begint zo’n mix met zo min mogelijk oplossend vermogen en voert, als dat niet werkt, langzaam de dosering op. Mijn opleiding helpt me hier heel goed mee. Ik kan ook overleggen met mijn Belgische leermeester.’
De rode vlakken en de goudverf hebben het pand een warme en luxe uitstraling gegeven, maar oorspronkelijk was het veel lichter en fonkelender. De basiskleuren van het houtwerk waren drie soorten groen, terwijl het bieswerk overal omheen goudverguld was en de plafondschilderingen in heldere kleuren. De decoratieschilderingen rond het plafond zijn gemaakt op een basis van bladgoud. Daardoor is door de schildering heen een schittering te zien. Onder rode verf in het trapportaal komt eikenimitatie vandaan, en aangezien alle gangplafonds en deuren allemaal rijk beschilderd zijn, kan het niet anders of de enorme muur van het trappenhuis, nu gedekt grijs geschilderd, moet rijk gedecoreerd geweest zijn.
Bouma: ‘Mijn tekenaar is bezig om alle wanden met CAD-tekeningen in beeld te brengen. Dan zie je eigenlijk pas hoeveel detailleringen er in zo’n wand zitten, zeker als je de biesjes allemaal wilt aangeven. De Wijs: ‘Ik vind dit werk echt helemaal te gek. Hier ben ik schilder voor geworden. Geweldig om te doen.’ Nu De Wijs’ onderzoek- en schoonmaakwerk ongeveer klaar is, en wanneer Monumentenzorg is langs geweest, wordt het tijd om meerdere scenario’s te ontwikkelen en die voor te leggen aan de opdrachtgevers. Daarna kan het monnikenwerk beginnen. SchildersVakkrant komt dan graag nog eens een keertje kijken.
Foto:
Ruud de Wijs maakt met engelengeduld de schildering op linnen op het plafond schoon
Foto’s: JMS