Aan het straatbeeld van de doorsnee woonwijk in een doorsnee Nederlands stadje valt niet veel bijzonders af te leiden. De tuintjes zijn keurig aangeharkt en de gevels staan piekfijn in de verf. Achter sommige façades woedt echter een economische oorlog. De heftige reacties op een LinkedIn-discussie waren aanleiding om op zoek te gaan naar de motivatie van buitenlanders om hun geluk elders te beproeven. Ik hoef daarvoor niet ver te zoeken. Economie heeft ook iets tegenstrijdigs want de een zijn dood is de ander zijn brood. In deze straat gaan ze hand-in-hand.
Twee huizen in de straat worden verhuurd aan arbeidsimmigranten. In tegenstelling tot veel berichten is van overlast geen sprake. Veel contact met de buurtbewoners zoeken ze niet en van confrontaties als gevolg van drankgelagen is al helemaal geen sprake. Deze vreedzame co-existentie had ongemerkt zijn gang gegaan als ondernemend Nederland niet de noodklok had geluid over de ongelijke concurrentieverhoudingen door de Europese vrije marktpolitiek. Het verschil in beloning voor dezelfde werkzaamheden tussen Nederlandse bedrijven en die uit de andere landen van de Europese Unie is dermate alarmerend dat een kleinschalig onderzoek naar de oorzaak daarvan op zijn minst aanvullend kan zijn. Niet vanuit Brussel of Den Haag maar in een doodgewone straat.
De Poolse buurman
Een van de straatgenoten laat een uitbouw van zijn woonkamer uitvoeren door onze Poolse ‘buurman’ en daardoor heb ik de gelegenheid de voors en tegens van dichtbij mee te maken en een goede kans om een van hen zelf eens aan het woord te laten. Dat was mijn bedoeling maar snel ging dat niet. Mijn eerste toenaderingspogingen stranden in vage beloftes. Veel meer dan een voornaam, ‘Darik’, kom ik niet te weten. Na aandringen heb ik een afspraak met hem en ’s avonds bel ik aan.
Bezoek aan Christof en Monica
Twee midden twintigers openen de voordeur en stellen zich voor als Christof en Monica. De beide Polen spreken geen Nederlands maar heel goed gebroken Engels en daar doen we het maar mee. Nee, Darik is er niet want hier woont hij al niet meer. Wel gebruikt hij de garage nog als werkplaats. Monica loopt naar de woonkamer om te vragen waar Darik is en ik maak van de gelegenheid gebruik om Chistof een paar vragen te stellen. Hij vertelt dat hij al zeven jaar buiten Polen werkt en van Zweden, via Noorwegen naar Nederland is gekomen. Over Zweden had hij weinig te melden maar de Noren waren zo aardig om hem nu nog te bedanken voor de hulp van Polen tijdens de bevrijding van Noorwegen in WO II. Sinds kort werkt hij in een palletfabriek. Over het waarom hij al zo lang buiten de landsgrenzen werkt is hij kort. In Polen is niets te doen en nog minder te verdienen. Monica komt de woonkamer uit en voordat ik iets kan vragen rent ze de trap op. Ze zegt wat onverstaanbaars en Christof vertaalt dat met: ‘Ze gaat slapen’. Daarna word ik vriendelijk de deur uitgebonjourd.
Het verhaal van Darik
De volgende morgen staat Darik bij ons op de stoep. Ineens blijkt hij heel redelijk Nederlands te praten. Hij excuseert zich voor gisteravond. We ruilen visitekaartjes en spreken vrijdagmiddag bij mij thuis af. Dat leek me handiger. En inderdaad vrijdagmiddag half vijf rijden we allebei de ‘achterom’ binnen. Ik neem geen tijd om me om te kleden en pak meteen mijn blocnote. Darik wil geen bier maar koffie. Eigenlijk heet hij Dariusz Nolbert maar in Polen zegt iedereen Darik. In een half uur schetst hij zijn verleden en heden. Hij komt uit Wroclaw, de vierde grote stad van Polen in het zuidwesten. Zijn vrouw en drie kinderen wonen daar nog. Zijn vader is een zware drinker en daarom heeft het niet op met zuipende landgenoten. Hij wil daar ook niet mee samenwerken. Twaalf jaar geleden is hij als aardbeienplukker in Nederland terecht gekomen, want ondanks zijn ruime ervaring als bouwer was er hier de bouw voor hem geen werk. De boer waar hij werkte wilde iets verbouwen en Dariusz bood zich aan. Daarna had de boer nog meer te verbouwen evenals enkele collega’s en zo rolde hij toch in de Nederlandse bouwwereld. Vier jaar later zette hij de stap om zich in Nederland in te schrijven bij de Kamer van Koophandel en bij de Belastingdienst. Met hulp van allerlei contacten zette hij zijn eigen renovatiebedrijf op. Als manusje-van-alles, want dat is in Polen heel gewoon. Zodoende kwam hij ook aan het werk in onze straat. Waarom hij hier werkt verklaart hij: ‘Werkweken van zes dagen en twaalf uur lang zijn heel normaal tegen een netto salaris van € 500,-. Het levensonderhoud is sinds de toetreding tot de Europese Unie alleen maar duurder geworden maar het inkomen niet toegenomen. Niet zo raar dat we massaal de grens oversteken als je daar met een uurloon van € 17,50 in een week net zoveel verdient als in een maand in Polen.’
Adil Ahmed: de aannemer
De volgende ochtend tref ik een Somaliër op onze ‘achterom’ aan waarvan ik de indruk had dat die voor Dariusz werkt. In vloeiend Nederlands stelt hij zich voor als Adil Ahmed: bouwmeester. Ook wij wisselen visitekaartjes. Tot mijn verwondering blijkt hij de aannemer te zijn en dat Dariusz voor hém werkt. Sinds 1998 heeft hij een in Nederland gevestigd bouwbedrijf en zijn grootste opdrachtgever blijkt onze eigen gemeente te zijn. Via een vanuit Utrecht opererend calculatiebedrijf verwerft hij zijn opdrachten en over de gemeentelijke overheid als opdrachtgever is hij zeer te spreken. Acht jaar geleden was Dariusz nog bij hem in loondienst en heeft hij hem geholpen bij het opzetten van zijn zzp-bedrijf want ook Adil heeft niemand meer in vaste dienstbetrekking.