Het gebouw is een van die gebouwen die de binnenstad van Amsterdam naar het noorden heeft opengebroken. Het hoort nu helemaal bij het stadscentrum. Maar het in 2005 opgeleverde Muziekgebouw Aan ’t IJ/BIM-huis blijkt in een maritiem-industriële omgeving te staan. Met grote gevolgen voor de coating.
‘Je kunt zien dat zelfs in het van de buitenlucht afgesloten deel van de kap al bijgeplekt is’, wijst Robert Sjoers aan. Hij loopt met voorman Henry Schreuder en SchildersVakkrant op zo’n 25 meter hoogte over de roosters onder de luifel van het Muziekgebouw Aan ‘t IJ.
Inderdaad heeft de technische dienst van het gebouw hier en daar bijgeplekt. We lopen hoog boven de binnenhal, die onder ons met een glazen pui en op onze hoogte met een houten wand van de buitenwereld is gescheiden. Eenmaal door een deurtje in die wand naar buiten kom je in een andere wereld: hier heerst de brakkig-zoute wind van het IJ, die slijpsel en roet van het nabijgelegen Centraal Station met zich meeneemt en andere industriële aanslag uit verre omstreken. Overal ligt een stoffige laag agressief materiaal en wat erger is: bijna overal zijn corrosieplekken. Op de hoeken van de stalen profielen, maar ook midden op het staal.
‘We werken veel voor bouwbedrijf BAM’, vertelt Robert Sjoers, mededirecteur van het Harderwijkse ESJ Vastgoedonderhoud. Dat bedrijf, met Aldert Veldman als hoofd projectbureau, werkt met een team van projectleiders en voormannen, waaronder Henry Schröder. In het seizoen, dat nu al volop draait, staan zo’n tachtig man op de projecten. Sjoers is RGD BOEI-opgeleid, hij heeft alle certificaten om een gebouw op alle mogelijk installatietechnische en bouwkundige aspecten te inspecteren. ‘Daarom kwam de BAM bij mij terecht met de vraag wat er moest gebeuren´, vertelt hij. ´Uiteraard zaten ze ermee in hun maag. Een gebouw van twaalf jaar oud met zulke grote corrosieproblemen, dat is niet normaal.´
Sjoers deed een uitgebreide inspectie en constateerde veel aantasting van de stalen constructie, soms al wel een paar millimeter. De vloer van de kap bestaat uit dubbele roosters. De onderste roosters hangen aan bouten, de bovenste liggen op een flens. ´Waar de enkele roosters hangen mag niemand ongezekerd lopen´, zegt Sjoers. ´Gezien de corrosie kun je niet garanderen dat die roosters goed vastzitten. En bij de liggende roosters, waar het verzinkte staal raakt aan de coating, daar is veel schade. Daar moesten we ook een oplossing voor vinden.´
De alom tegenwoordige vervuiling is een probleem op zich. Sjoers: ‘Dit moet je heel regelmatig schoonhouden. Je ziet wat de gevolgen zijn. Dit soort materiaal vreet zich door de verflaag heen.’
Het echte probleem is het bestaande verfsysteem. ‘We hebben hier te maken met staal dat niet verzinkt is en in de shop voorzien is van een laag verf, van Zandleven Coatings, volgens bestek: Monpox ZF-Universal, Monopox HB coating, en dan afgewerkt met Polyfinish IJzerglimmer HB. Samen zo’n 270 micron. Dat klinkt veel en moet ook genoeg zijn voor een gebouw in een C4-omgeving. Maar als je goed kijkt naar wat er werkelijk speelt, heb je hier te maken met klasse C5m: een maritiem-industriële omgeving, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Corus in IJmuiden. Dan heb je een veel betere bescherming nodig. Die 270 micron zou nog wel kunnen, maar dan over een verzinklaag. Of anders, en daar gaan we nu toe over, een laagdikte van minstens 330 micron, overal.’
En daar is Henry Schreuder, samen met Lowie Amptmeijer, Walerian Sobczak, Thomas Sobczak en Josef Mrozek dus nu aan bezig. ‘We werken allemaal ook op andere projecten van ESJ, dus het was wel even wennen met die laagdikte,’ vertelt hij. Sjoers: ‘We voeren onze eigen inspecties uit. Het werk is in vier fases opgedeeld. Net toen we de eerste fase wilden opleveren, kwamen we er achter dat de laagdikte nog onvoldoende was. Toen hebben we het systeem nog wat aangepast.’
Ten eerste worden, met de roosters er nog in, de zo bereikbare delen met hoge druk gereinigd. Daarna worden alle corrosieplekken uitgeslepen en kaal gemaakt met haakse slijpers. De kale plekken worden gegrond met Acralon ST_ LT van Zandleven, een 2k epoxyproduct. Na schuren wordt het geheel twee keer gegrond met hetzelfde product. Daarna volgt een laag Acraton-HS U, ook een epoxyproduct, waarna een aflak volgt van Polyfinish HS 65-55, een 2k polyurethanlak. De droge laagdikte is 330 micron.
‘We hebben de verschillende producten andere kleuren laten geven, om goed te kunnen zien of we wel alles geraakt hebben’, vertelt Schröder. ‘We werken, als we op de enkele roosters staan, gezekerd aan een veiligheidslijn.’
Is dat deel gedaan, dan komen de verrijkers van BAM om de roosters uit de constructie te halen. Met de hoogwerker behandelen de schilders van ESJ de dan bereikbare delen op dezelfde manier. Om het probleem met de liggende roosters op te lossen, brengen ze een dempende band aan. Daardoor komt het zink niet direct met het gecoate staal. Daarna worden de roosters weer aangebracht. Zo gaat dat door, in vier fases. Het werk wordt na de zomer afgemaakt. Een belangrijk deel van de luifel steekt namelijk uit boven het terras van het muziekgebouw.
‘Verder zijn er stiltedagen,’ vertelt Schreuder. ‘Er worden hier verschillende cultuurprogramma’s opgenomen voor radio en tv. Dan mag er niet gewerkt worden. En regelmatig komt er hoog bezoek naar een voorstelling. Op zo’n dag moeten we ook zorgen dat alles is opgeruimd. Hoogwaardigheidsbekleders houden niet van chemische producten en scherpe voorwerpen boven hun hoofd.’
Sjoers: ‘Deze schade is een strop voor het Muziekgebouw en voor de BAM. Wij hebben er een goede klus aan tegen een scherpe prijs. We voeren het zo goed mogelijk uit. Maar van heel groot belang blijft dat er regelmatig wordt gereinigd. Gebeurt dat niet, dan zal zelfs deze laag het niet lang uithouden.’
Foto:
De vervuiling is van een aggressieve soort. Onder andere roet en slijpsel van het nabijgelegen Centraal Station
Foto: JMS