Bij veel houtsoorten is er een onderscheid te maken tussen kernhout en spinthout. Het laatst gevormde hout is spint. Door het spint wordt water van de wortels naar de bladeren vervoerd. Na een aantal jaren verkernt bij de meeste bomen het spinthout.
Door het vormen van kernhout neemt de weerstand tegen aantasting toe. Bij eikenhout kun je goed het verschil tussen kern- en spinthout zien. Omdat het spinthout nauwelijks inhoudsstoffen bevat, is dit vaak lichter van kleur. Het kernhout heeft daarentegen wel inhoudsstoffen en is duidelijk donkerder van kleur.
Maar er zijn ook houtsoorten waarbij weinig inhoudsstoffen aanwezig zijn. Hier wordt de houtstructuur mechanisch afgesloten. Spint- en kernhout hebben bij dergelijke houtsoorten dezelfde kleur. Dit zie je bijvoorbeeld bij vuren. Er zijn daarnaast ook bomen die geen kernhout vormen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij populieren, beuken en essen.
Ook zijn er tropische bomen welke geen kernhout vormen. Bijvoorbeeld okoumé en ramin. Bij bomen welke spinthout hebben, varieert de dikte van de spintrand per boom- en/of houtsoort. Bij oude bomen is de spintrand dun. Bij jonge bomen kan het hout geheel uit spint bestaan. Bij bomen met spint- en kernhout is er bij het hout vaak een verschil in duurzaamheid. Spint is daarbij het meest kwetsbaar.
Klemmen of te veel speling
Bij geveltimmerwerk is het van belang te letten op het gebruik van voldoende duurzaam hout. Maar, misschien wel belangrijker, is het van belang om rekening te houden met het houtvochtgehalte. Het vochtgehalte is namelijk van invloed op het krimpen en zwellen van het hout en op de gevoeligheid voor aantasting.
Het houtvochtgehalte geeft de verhouding aan tussen de houtmassa en het water dat in het hout aanwezig is. Vocht zit op twee manieren in het hout. Te weten: door opname door de celwanden en als vrij water in de celholten. Hout voor de bouw is gedroogd of droogt in de toepassing. Tijdens het drogen verdampt eerst het water uit de celholten. Daarna staan de celwanden het vocht af.
Het omslagpunt hiervan noemt men het vezelverzadigingspunt. Droogt het hout verder, dan krimpt het hout. Onder het vezelverzadigingspunt droogt hout verder tot het evenwichtsvochtgehalte is bereikt. Dit is het punt waarbij het vochtgehalte van het hout in evenwicht is met het vochtgehalte van de omgeving.
Omdat hout steeds de veranderingen in de relatieve vochtigheid van de lucht zal volgen, is het evenwichtsvochtgehalte niet constant en zwelt of krimpt het hout in meer of mindere mate. Hout is gedurende seizoenen dus altijd enigszins ‘in beweging’. Omdat het hout hygroscopisch is, neemt het in een vochtige omgeving net zo lang vocht op totdat een evenwicht bereikt is.
Dit evenwichtsvochtgehalte is met name in de kern van het hout meetbaar. Aan de rand van het hout schommelt de RV en daarmee ook het vochtpercentage van het hout. Op het moment van verwerken moet het hout een vochtgehalte hebben dat zo dicht mogelijk zit bij het later in de constructie te verwachten vochtgehalte. Hierdoor worden problemen – zoals vastklemmen of juist teveel speling – voorkomen.
Verwering en schimmels
Wanneer hout buiten zonder afwerking wordt toegepast, zal het oppervlak op den duur verweren. Hout bestaat uit een netwerk van cellulose en lignine. Het lignine wordt buiten als eerste als het ware afgebroken. De afbraakproducten worden bij het nat worden en weer drogen uitgeloogd.
De overblijvende cellulosestructuur wordt hierna afgebroken door een combinatie van schimmels en vocht. Hierdoor ontstaat een ruwe amorfe structuur. Op den duur is deze zo sterk achteruitgegaan dat overschilderen geen zin meer heeft. Eerst moet dan het verweerde hout volledig worden verwijderd door mechanisch schuren. Daarna kan pas weer worden geschilderd.
Naast verweren kan het hout ook afgebroken worden door schimmels (zie ook kader). Vooral minder duurzame houtsoorten zijn hier gevoelig voor. Daarbij moet dan wel voldaan worden aan de volgende condities:
- voldoende voedingsbodem (cellulose / hout);
- aanwezigheid van zuurstof;
- een vochtpercentage gemiddeld hoger dan 20%;
- en een temperatuur tussen 5 en 40 graden Celsius.
Omdat het in de kern van het hout stabieler is, blijft het hout hier langer nat. Daarom ontstaat bijvoorbeeld bij openverbindingen vaak houtrot vanuit de kern. Je ziet het dan vaak (te) laat. Aantasting van hout vindt bij kozijnen meestal plaats ter plaatse van dorpels en/of de daarop aansluitende stijlen.
Vaak veroorzaakt door vochtopname ter plaatse van verbindingen. Bij het ontstaan van houtrot speelt vaak niet de houtkwaliteit een rol, maar is het juist de detaillering welke aanleiding geeft tot aantasting. Een laagje verf, houtverduurzaming of duurzamer hout toepassen heeft daarbij weinig effect. Er moet vooral gelet worden op beglazingssystemen, aansluitingen en detailleringen.
Schimmelaantasting
Grofweg gaat het bij schimmelaantasting om de volgende oorzaken:
- inwaterende houtverbindingen;
- ondeugdelijke glasaansluitingen;
- onvoldoende ventilatie van de constructie;
- matige afwatering aan de buitenzijde vaak in combinatie met scheurtjes in het hout.