Van mat schilderwerk gaan de meeste schilders niet glanzen. ‘Een beetje glans, een beetje uitstraling, dat vinden wij mooi’, zegt Bert Fieten van Klok Onderhoud en Afbouwgroep. ‘Omdat je dan goed kunt zien dat we geweest zijn. Maar ik snap dat Het Drentse Landschap voor een beeld uit het verleden kiest.’ De uitvoerder (‘en zo nodig schilder en teamleider’) zit in de classicistische woonkamer van landgoed Overcingel. Naast hem Jermo Tappel van de genoemde stichting, die zich inzet voor de bescherming van Drents erfgoed en de natuur in de provincie. Monumentenadviseur Tappel heeft voor enkele jaren zijn intrek genomen in de statige stadsvilla, die hij beheert. ‘Hoe vaak krijg je de kans in een landgoed te wonen?’
De twee zijn omringd door behang uit 1777, waarop de haven van Rotterdam staat afgebeeld. Het is een directe link naar de eerste bewoner van het landgoed, Johannes van Lier. ‘Hij heeft zijn thuisplaats vereeuwigd. Wel geromantiseerd.’ Van Lier ontmoet eind achttiende eeuw, op een van zijn vele reizen, Roelina Hofstede uit Zuidlaren. Het is liefde op het eerste gezicht. Van Lier kiest voor een leven in het landelijke Drenthe, laat landgoed Overcingel bouwen en werkt als ontvanger-generaal bij Landschap Drenthe. ‘Dat was een bestuursorgaan van de Drentse adel’, vertelt Tappel. ‘Die mensen woonden in havezaten. De hoogste heer was de drost, die woonde hier verderop. Daaronder kwam de ontvanger-generaal.’
![](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2021/11/4.-rechts-1024x768.jpg)
FOTO’S: RV
Deze heeft als hoofdtaak het innen van belastingen. Dit leidt in het geval van Van Lier al snel tot het gerucht dat hij Overcingel heeft gebouwd met gemeenschapsgeld. ‘Het is niet zeker of hij fraude heeft gepleegd, maar men moest een zondebok hebben. Hij heeft hier uiteindelijk zeven jaar gewoond en is toen naar Kessel gevlucht in Duitsland. In Drenthe is hij nooit meer geweest, al schreef hij veel brieven om zijn naam vrij te pleiten. Zijn zoon, Johannes junior, heeft dit huis – nadat het was onteigend – weer gekocht, voordat het openbaar geveild kon worden. De laatste bewoner was Henk van Lier-Lels, die twee jaar geleden is overleden.’
Vandaag de dag is Overcingel een landgoed van vijf hectare met tien gebouwen, waaronder drie woonhuizen. Een schilderbeurt was volgens Fieten ‘absoluut noodzakelijk. Dat zag je aan de schraalheid van het bestaande schilderwerk. En verschrikkelijk veel houtrot.’ Hij houdt zijn vingers een centimeter of twintig uit elkaar. ‘Soms zulke stukken.’ Met als gevolg veel deelvervanging, waarbij het nog een uitdaging was het juiste grenenhout te vinden en te verstekzagen. Wanneer de schilders begonnen zijn? Fieten begint hard te lachen, ten teken dat het geen klein klusje is geweest. ‘Afgelopen zomer zijn we van start gegaan. Half november hopen we af te ronden, omdat buiten werken nu steeds lastiger wordt.’
![](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2021/11/5.-onder-1024x768.jpg)
Aan de schilderbeurt is kleurhistorisch onderzoek voorafgegaan door het duo Veldman en Veltman uit Haren. Met een scalpel maken zij in maart dit jaar kleurtrapjes en zetten ze controlepuncties. Zo ontstaat een beeld van de verflagen door de jaren heen. Tappel: ‘De gebouwen waren heel helder wit, maar dat is nooit de originele kleurstelling geweest.’ De keus is niet gevallen op het allereerste kleursysteem, maar op dat uit 1884. Dat is het jaar van de laatste grote verbouwing op het landgoed. ‘Alle huidige gebouwen waren toen al aanwezig en overal vonden we een zandstenen kleur terug.’
Die speelt dan ook een hoofdrol, net als donkergroen. De later bijgebouwde serre is crèmewit. Nagenoeg alle delen zijn voorzien van drie lagen Herfst & Helder-verf. Tappel: ‘Rond 1884 werd veel met lijnolie geschilderd. Dat is in het begin heel glanzend, maar slaat snel mat uit. Daarom kiezen we niet voor hoogglans, om recht te doen aan de uitstraling van de negentiende eeuw.’
![](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2021/11/1.-boven-1024x768.jpg)
Afplakken doen de vakmannen zo min mogelijk. ‘Daar is dit geen pand voor’, vindt Fieten. ‘Als het echt niet anders kan, plakken we af. Maar er mag best een bobbeltje in zitten, de historie mag terugkomen.’ Tappel: ‘Met een goede vaste hand, lichtjes over het glas heen. Zo moet je het aansmeren. Je hebt wel een beetje geduld nodig voor zo’n pand en je moet je er met hart en ziel voor willen inzetten. Het is arbeidsintensief.’ Fieten: ‘Geen moeilijk werk, wel veel. Denk bijvoorbeeld aan alle roedes in de ramen.’
Alles gebeurt met de kwast en als daarvan strepen zichtbaar blijven, is dat niet erg. ‘Ook dat hoort erbij’, zegt Tappel, die nog twee jaar in Overcingel denkt te zitten. ‘Het hoofdgebouw wordt gerestaureerd en krijgt een nieuwe functie. Op dit moment is het een woonhuis. Dat blijft het, maar na herbestemming wordt het ook een bed and breakfast én een museum. Zonder lintjes voor het antieke meubilair, want dan ontbreekt de belevingswaarde.’ Bezoekers treden hoe dan ook een monument tegemoet dat de uitstraling heeft gekregen die het toebehoort. Fieten, uitkijkend op de voorgevel en tóch trots op het mooie matte resultaat van zijn vakmannen: ‘Overcingel is volwassen geworden.’
![](https://www.schildersvak.nl/wp-content/uploads/2021/11/2.-links-1024x768.jpg)