Eisma’s Schildersblad, Eisma’s Vakpers, Schildersblad, Geïllustreerd Schildersblad. Dit vakblad voor de schilder- en onderhoudsbrache heeft in 125 jaar heel wat namen gehad. Wat niet is veranderd, is de missie: de professionele schilder bijstaan op zowel vaktechnisch als managementgebied. Zodat hij als ondernemer en/of vakman beter kan presteren en het schildersambacht als geheel op een nog hoger niveau komt. De kanalen waarlangs we dit uitdragen, zijn wel veranderd. Print gaat nu hand in hand met digitale communicatie en events. De online spin in dit web is SchildersVAK.nl dat samen met de redactie van ons zusterblad SchildersVakkrant wordt beheerd.
Wie weet dat het eerste nummer van het Geïllustreerd Schildersblad begin 1899 verscheen, beseft dat onze ‘verjaardag’ officieel eigenlijk nog in het verschiet ligt. Maar onze 125e jaargang loopt bijna ten einde en daarom leek het ons gepast om nu al bij dit jubileum stil te staan. Met dank aan de grondlegger W.A. Eisma Cz. (1869-1948) die het aandurfde om vanuit Leeuwarden een blad voor schilders te starten. Dat hiervoor moed nodig was, blijkt wel uit de reactie van De Bond van Nederlandse Schilderspatroons bij het verschijnen van eerste nummer: ‘Beklaag die Eisma, dat hij in zo’n hopeloze onderneming geld gaat steken. Dit is voor de firma Eisma een verloren zaak.’
Argusogen
Er werd met argusogen gekeken naar dit onafhankelijke initiatief uit het hoge noorden dat wekelijks voor een dubbeltje op tabloidformaat bij schilderend Nederland op de deurmat viel en in eerste instantie een omvang had van 6 of 8 pagina’s. Eenmaal in de maand werd een gekleurde plaat bijgevoegd, bestaande uit voorbeelden van sjablonen, imitaties of ornamenten. Uniek voor die tijd en vandaar de naam Geïllustreerd Schildersblad.
De scepsis werd ook gevoed door het feit dat het eind 19e eeuw met het schildersvak economisch helemaal niet zo goed ging. Maar het Schildersblad groeide tegen de verdrukking in. Het overleefde twee oorlogen én de ‘oorlog’ die het aanvankelijk met zijn verschijnen bij de gevestigde orde ontketende. Het ontwikkelde zich tot een toonaangevend vakblad. C.W. Eisma (1903-1966) zette het levenswerk van zijn vader voort en hij was het die ervoor zorgde dat ‘Eisma’ echt een begrip werd in de schilderswereld. Bij zijn overlijden in 1966 schreef J. Koster, de voorzitter van de toenmalige Nederlandse Bond van Christelijke Schilderspatroons, in Het Schildersgilde, het orgaan van de bond: ‘Een blad glijdt in de bus. Een technisch blad, een Schildersblad; kortweg in schilderstaal ‘Eisma’ genoemd. Hoeveel vaklieden zijn jaar op jaar niet op weg gegaan met de voortreffelijke begeleiding van deze beroepengids?’. In de coulissen stond alweer de derde generatie, W.Y. Eisma (1934-1978), gereed om de fakkel over te nemen.
Vakkundige medewerkers
Het succes van Eisma’s Schildersblad is deels te verklaren door het feit dat het vanaf het begin altijd vakkundige (freelance) medewerkers om zich heen wist te verzamelen. Die staan borg voor artikelen met kennis en inhoud. Zo was de eerste redacteur van het Geïllustreerd Schildersblad Johan Mammen, artiest en huisschilder en tevens directeur van de Leeuwarder Schildersschool. Hij was het die zorgde voor veel van de ontwerpen voor binnendecoraties, letteropschriften en voorbeelden van hout- en marmerimitaties die met het vakblad werden meegezonden. De lijst van vaste medewerkers die in de afgelopen decennia bijdragen hebben geleverd, is te lang om op te noemen. Voor P. Swart, die het boek Schildersvaktermen schreef (uitgegeven in vier talen), en Jan (J.H.P) Heesters, die uitgroeide tot ‘allesweter’ op het gebied van behang en andere plakbare wandafwerkingsmaterialen (van zijn hand komen standaardwerken als ‘Wandbekleding – en decoratieve technieken’ en ‘Vier eeuwen behang’), maken we een uitzondering. Van meer recente datum zijn bijvoorbeeld oud-VVVF secretaris (tevens verftechnicus én psycholoog) Adrie Winkelaar en oud-vakdocent (Cibap/PTH) Gerard Scholten.
Een bijzondere plaats in deze opsomming is er ook voor tekenaar G.C.M Wiegel die vanaf 1951 gedurende 23 jaar wekelijks Piet Peut ten tonele voerde. De cartoons over de avonturen van deze huisschilder werden een begrip en zorgden ervoor dat Wiegel ook in het buitenland als tekenaar furore maakte.
Hoofdredacteuren
Een naam die ook niet onvermeld mag blijven in deze geschiedschrijving, is oud-hoofdredacteur Frits Klaas. Hij kwam in 1966 de redactie versterken. Iemand met ‘peut in de neus’, want hij kende de verfkolom als zijn broekzak. Ooit begonnen als uitvoerend schilder, belandde hij via de verfgroothandel als adviseur bij de verfindustrie. De laatste dertig jaar van zijn werkzame leven zou hij echter wijden aan de kolommen van Eisma’s Schildersblad. Eerst als eindredacteur, later als hoofdredacteur. Hij zat dicht op de huid van de lezer en zijn affiniteit met de uitvoerende schilder leidde soms tot confronterende artikelen voor de verfindustrie. ‘Maar ja, daarvoor ben je een onafhankelijk vakblad’, zou Klaas zeggen in een interview ter ere van het honderdjarig bestaan van ‘zijn’ blad. Aanvankelijk stonden de schilder, behanger en glaszetter voor ogen in de redactieformule, maar onder zijn leiding werd de scope van het blad verbreed naar afwerking en onderhoud. Omdat de markt zich ook die kant op ontwikkelde. Hij werd als hoofdredacteur in 1997 opgevolgd door Aribert Guiking en vervolgens kwamen Minne Hovenga, Trees van der Wal en Wouter Mooij aan het roer.
Vraagbaak
Een van de belangrijkste en meest populaire rubrieken van het Schildersblad is de Vraagbaak. Sinds het verschijnen van nummer 1 is dit in feite altijd de ‘ruggengraat’ van het vakblad geweest. Bij een opinieonderzoek in 1951 werd Vraagbaak als rubriek door 60 procent van de lezers het hoogst gewaardeerd. Het was vooral H. Wadman die, tussen 1927 en 1952, als redacteur deze rubriek echt op de kaart zette. Per jaar beantwoordde hij gemiddeld tweeduizend ‘Vraagbaak-brieven’, waarin meestal ook nog eens meerdere vragen tegelijk werden gesteld. Ook hier was de betrokkenheid vanuit de praktijk voelbaar, want Wadman had naast deze activiteiten een bloeiend schildersbedrijf en was jarenlang voorzitter van de afdeling Leeuwarden van de Friese Schilders Vereniging en later ook van de Kern Friesland van de Vakgroep Schildersbedrijf.
Ook nu scoort Vraagbaak nog steeds goed bij onze lezers en is het ‘by far’ de meest geraadpleegde rubriek op ons online platform SchildersVAK.nl. Tegenwoordig ligt de regie qua redactie van Vraagbaak bij Cees Dijkstra die, naast zijn freelance werk voor Eisma’s Schildersblad, onder de naam Bureau C. Dijkstra advieswerk verricht op het gebied van bouw en onderhoud van vastgoed.
Uiteraard hadden de vragen in 1899 een geheel andere strekking dan tegenwoordig – veel genoemde producten mogen nu niet eens meer wettelijk worden gebruikt – maar het leek ons leuk om een verzameling oude Vraagbaken af te drukken in dit nummer (zie pag. 76). De overeenkomst? Schilders die worstelen met vragen over de ondergrond en de juiste voorbehandeling zijn van alle tijden.
Ingezonden brieven
Ontwikkelingen staan nooit stil. Als men de rubriek met ingezonden brieven van rond de eeuwwisseling erop naslaat, dan valt op dat sommige lezers er moeite mee hadden dat steeds meer schilders klaargemaakte verven van de verfindustrie kochten. ‘Heeft de Hollandsche zelfgemaakte verf niet altijd een uitstekenden naam gehad? En zijn we nu zover gekomen dat we onze verf niet meer zelf kunnen maken? Dat was juist het mooie van het vak; dat was de kunst, om voor elk werk de geschikte verf klaar te maken. Voor mij is alle klaargemaakte verf uit den booze’, klaagt een vakbroeder in 1901. Naast de liefde voor het ambacht, blijkt uit de rest van zijn brief nog een motivatie: broodroof. ‘Dit bevordert het schilderen door particulieren die, als ze de verf zóó kunnen koopen, straks geen schilders meer noodig zullen hebben, maar de verf zelf opstrijken of een halfwas nemen.’
Evolutie
Angst is echter een slechte raadgever. Eisma’s Schildersblad deinde mee op de economische golven in onze maatschappij, volgde de laatste verftechnische ontwikkelingen op de voet en evolueerde zelf in harmonie met de veranderende (markt)omstandigheden. De digitale revolutie werd al rond het millennium omarmd en in 2010 werd door Uitgeverij Eisma, tegenwoordig Eisma Media Groep (zie kader), de toenmalige concurrent SchildersVakkrant overgenomen. Samen met dit zusterblad bedienen we nu de totale schilders- en onderhoudsmarkt, zowel in print als online (SchildersVAK.nl en SchildersVAKTV op YouTube). Of het nu gaat om eigenaar-directeuren van grote schilders- en onderhoudsbedrijven, ondernemende zzp’ers of vaklieden die besmet zijn met het verfvirus, wij bieden hen een venster op de totale verfkolom. Waarbij het ambacht nog steeds centraal staat. Wat dat betreft is Eisma’s Schildersblad een vertrouwd baken dat verdieping biedt in een snel veranderde wereld. Wij maken al 125 jaar tijd voor kwaliteit!
Eisma Media Groep
De Leeuwarder W.A. Eisma richtte eind 19e eeuw het Geïllustreerd Schildersblad op en was eigenaar-directeur van Drukkerij & Uitgeverij Eisma. Daarmee werd niet alleen de basis gelegd voor het huidige vakblad Eisma’s Schildersblad, maar tevens is het de naamgever van onze uitgeverij Eisma Media Groep. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw bleef het vakblad in het bezit van de familie Eisma, maar het kwam in 1976 in handen van de familie Van Hes toen die Drukkerij & Uitgeverij Eisma, en daarmee ook het Schildersblad, overnam.
Egbert van Hes, de tweede generatie, is tegenwoordig CEO van de Eisma Media Groep, die volgend jaar overigens haar 150e verjaardag viert. Op 23 april 1874 werd namelijk de rechtsvoorganger onder de naam N.V. ‘De Coöperatieve Handelsdrukkerij’ opgericht. Door diverse overnames, naamswijzigingen en verkoop van de drukkerijen in 1998 werd de oorspronkelijke vennootschap uit 1874 uiteindelijk de holding met de huidige naam Eisma Media Groep, waar circa 130 personen werkzaam zijn. Een multimediale uitgeverij, met vestigingen in Leeuwarden en Doetinchem, die in het B2B-segment leidend is met een veertigtal merken. Naast vakbladen worden tegenwoordig ook educatieve en christelijke (na de overname van Royal Jongbloed in 2021) producties uitgegeven. De continuïteit van het oorspronkelijke familiebedrijf, waar geen opvolger klaarstond, is sinds 2020 gewaarborgd door een meerderheidsbelang van FB Oranjewoud Participaties.