Ga naar hoofdinhoud

VBR wil veilige reparaties


Na jaren relatieve rust zit er weer extra werk aan te komen voor gecertificeerde betonreparatiebedrijven: de constructieve veiligheid van menig uitkragende galerijvloer en balkon zal op peil moeten worden gebracht. Daarbij dient constructief repareren te worden getoetst aan het Bouwbesluit. VBR-voorzitter Peter Nuiten trekt de inhoudelijke kar.

 

U bent sinds 2014 voorzitter van de VBR en geldt als een autoriteit op betonreparatiegebied…

 

‘Dank u. Na mijn studie Bouwkunde in Delft ben ik het betononderhoud ingerold. Dat was in de tachtiger jaren, toen op grote schaal betonschades werden geconstateerd. In de wederopbouwjaren, toen er snel en veel gebouwd moest worden, werden er allerlei fouten met beton gemaakt. Zo werd er calciumchloride, een verhardingsversneller, aan toegevoegd. Dat bleek ernstige corrosie aan de wapening te veroorzaken. Er is in die jaren veel kennis opgebouwd over beton en betonschade en er is door de reparateurs veel werk verzet om deze schade te herstellen.’

 

Betonreparatie zit tussen aannemerij en schilderwerk in…

 

‘Inderdaad. Het gaat om onderhoud aan bestaande constructies, zowel aan gebouwen als aan bruggen en dergelijke. Daardoor bestaat er een duidelijke verwantschap met schildersbedrijven. Het bedrijf waar ik technisch directeur ben, de Rendon Onderhoudsgroep, heeft dit na die eerste drukke betonschadetijd onderkend. Wij hebben schildersbedrijven overgenomen, om landelijke dekking te krijgen en om aan totaalgevelonderhoud te gaan doen. Daar zijn voegers, metselaars en timmerlieden bijgekomen. Wanneer het gaat om betonreparatie  is er een opvallend verschil tussen schilders en bouwkundigen. Schilders kijken “van buiten naar binnen”: redeneren vanuit de eindlaag naar wat er aan de ondergrond moet gebeuren. Bouwkundigen kijken “van binnen naar buiten”: is de constructie veilig en duurzaam beschermd, en daarna kijken ze pas naar de esthetische kant.’

 

Met die veiligheid van betonconstructies zit het nu wel goed?

 

‘Daar zijn verschillende antwoorden op. Enerzijds is er sinds de reparatiehausse in de jaren 80 veel ten goede gekeerd. Kwaliteitzorg deed zijn intrede. De reparatiesector is als een van de eerste branches aan de slag gegaan met kwaliteitsborging en certificering. Er is een algehele veiligheidscultuur ontstaan. Uiteraard wordt calciumchloride nergens meer toegepast. Anderzijds zijn in het verleden reparaties verricht en conserveringen aangebracht zonder dat de constructie is beproefd op veiligheid. Een voorbeeld zijn kwaaitaalvloeren. Dat zijn betonnen vloeren die in tienduizenden huizen zijn toegepast en waar vaak calciumchloride in zat. Daardoor was de constructieve veiligheid van veel van die vloeren niet meer aantoonbaar. Er zijn heel wat vloeren gerepareerd en tegen verdere corrosie beschermd met geavanceerde technieken zoals kathodische bescherming. Daarmee bevries je de bestaande situatie. De veiligheidsrisico’s zijn dan niet echt bekend.’

 

Leerzaam. Zeker nu het op dit moment om uitkragende galerij- en balkonvloeren gaat…

 

‘Minister Blok heeft opdracht gegeven dat al die constructies onderzocht moeten worden. Mede vanwege een incident waarbij in Leeuwarden een deel van een galerij naar beneden is gestort. Alle eigenaren van zulke balkons en galerijen krijgen een aanschrijving van de gemeente dat ze die moeten laten onderzoeken. Dat betekent eerst werk voor adviesbureaus, en daarna mogelijk voor betonreparateurs. Daarbij is voor beide partijen constructieve kennis onontbeerlijk.’

 

Als schilder kom je wel eens een scheur tegen, of wat corrosieplekken van onderliggend staal…

 

‘Sinds kort is de regelgeving in onze branche belangrijk gewijzigd. De bestaande CUR-aanbevelingen 53, 54 en 55 zijn vervangen door CUR-aanbeveling 118. Deze aanbeveling sluit beter aan op het resultaatgericht denken van opdrachtgevers. Er wordt nu onderscheid gemaakt tussen esthetische, technische en constructieve reparaties. Esthetische problemen kan een schilder meestal wel oplossen, met kunstharsgebonden mortels of een geschikt verfsysteem bijvoorbeeld. Bij technische reparaties staat  het beschermen van de bestaande betonconstructie tegen verdergaande wapeningscorrosie voorop. Dan moet je al goed weten wat je doet. En bij constructieve reparaties heb je echt bouwkundige en constructieve kennis nodig. Veel reparatiebedrijven hebben die kennis niet. Ik verwacht daarom dat met name de gecertificeerde bedrijven samenwerkingen aan zullen gaan met ter zake kundige constructeurs.’

 

Want… constructief beton repareren valt  nu onder het Bouwbesluit

 

‘Ja, de oude CUR-aanbevelingen en de KOMO-certificatieregeling hebben we altijd privaatrechtelijk gehouden. Maar onderhoud wordt in de bouw steeds belangrijker en daarmee is ook meer aandacht gekomen voor de veiligheid van bestaande, oudere constructies. Veiligheid behoort tot het publiekrechtelijke domein en daarom wordt constructief beton repareren een activiteit waar de gemeente toezicht op houdt. We zullen moeten wennen aan de vergunningplicht.’

 

Dus… een bloeiende toekomst voor de VBR?

 

‘Zeker, we hebben op dit moment zo’n zestien leden. Dit zijn de belangrijkste gespecialiseerde betonreparatiebedrijven, allemaal gecertificeerd. Daarnaast zijn er nog gecertificeerde bedrijven die geen lid zijn en bedrijven die wel repareren maar geen certificaat hebben. Veel bedrijven hebben het als een nevenactiviteit naast ander onderhoudswerk. Vrijwel altijd geldt dat betonreparatie en bescherming één systeem vormen: reparateurs en schilders bieden zo samen een integrale oplossing voor betonproblemen. Helaas wordt dit door opdrachtgevers niet altijd begrepen. Door een knip aan te brengen in deze twee activiteiten is de gewenste duurzame bescherming vaak niet meer te garanderen. De VBR brengt dat doorlopend bij de opdrachtgevers onder de aandacht.’

 

Foto:

Peter Nuiten: ‘Als je een constructie conserveert, beproef je niet de veiligheid’

 

Foto: JMS

 

 

 

 

 


SealteQ neemt twee Limburgse bedrijven over