Ga naar hoofdinhoud

Verf Advies Centrum na dertig jaar nog steeds relevant


Het Verf Advies Centrum bestaat dertig jaar. In drie decennia is de manier waarop we naar onderhoud van vastgoed kijken absoluut veranderd. Het meten en borgen van de kwaliteit van het geleverde werk of de afgesproken prestaties is echter nog even relevant. We spreken erover met algemeen directeur Hans Koster die, na het vertrek van Michiel von Balluseck, nu samen met Rob Relou en Elwin Buikema, aan het roer staat van het onafhankelijk kenniscentrum voor verf en onderhoud (VAC) en de bouw (BAC). “We moeten kritisch blijven kijken.”

Hans Koster van het VAC op een project waar hij in opdracht het uitgevoerde schilderwerk inspecteert. (Foto’s: Cor Salverius)

Het Verf Advies Centrum (VAC) werd in 1993 gestart door Harm Jellema en Hans Koster, beiden oud-medewerkers van het COT (zie kader). “Advisering dicht op de huid van de praktijk en minder vanuit het laboratorium”, vat Koster de koers samen die toen werd uitgezet.

“In het begin pakten we alles aan, maar al vrij snel was onze missie: hoe kun je de kwaliteit van schilderwerk borgen als het gaat om het onderhouden en beschermen van vastgoed? Prestatiecontracten voor bijvoorbeeld cv-installaties maakten toen opgang. Zoiets zou je toch ook moeten kunnen ontwikkelen voor schilderwerk, was onze gedachte.”

Met vallen en opstaan werd het pad van prestatiegericht onderhoud betreden, wat uiteindelijk in de beroepspraktijk zou evolueren tot resultaatgericht samenwerken, tegenwoordig bekend als RGS.

RGS-gedachtengoed

Het RGS-gedachtengoed wordt door steeds meer spelers in de vastgoedmarkt omarmd, maar Koster ziet ook dat sommige woningcorporaties van het eerste uur er weer afscheid van nemen. “Als je als opdrachtgever alleen regisseur wilt zijn, maar weinig of geen expertise in eigen huis hebt, dan is het naar de toekomst toe best wel een uitdaging. De S in RGS staat wel ergens voor, namelijk samenwerken. Je moet het met elkaar doen. Dus ook met elkaar bekijken of dat wat je als resultaat afspreekt ook redelijkerwijs haalbaar is.”

“Als regisseur iets over de schutting gooien en een opdrachtnemer vervolgens met een contract opzadelen waarbij hij na een aantal jaren onder de hakbijl ligt, dat is niet de bedoeling van RGS. Maar ik heb in de praktijk wel dergelijke contracten voorbij zien komen.”

Het probleem is dat veel opdrachtgevers – “natuurlijk niet die waarvoor wij werken”, stelt Koster lachend – toch nog naar de korte termijn kijken. “Als jij een cyclus met één of twee jaar weet te verlengen, kost het nu misschien iets meer, maar ben je op termijn goedkoper uit. Duurzaamheid is ook zorgen dat iets langer meegaat.”

De wildgroei aan labels op het gebied van milieuvriendelijke – meer of minder biobased – verven is hem ook een doorn in het oog. “We moeten de kant op van hernieuwbare grondstoffen. Prima. Maar wanneer mag je een verf biobased noemen en wanneer niet? Het zou fijn zijn als we in de Nederlandse verfindustrie één uniform label kunnen hanteren, waarvan de uitgangspunten voor iedereen gelijk en helder zijn. Alleen dan kun je producten ook met elkaar vergelijken en gerichte keuzes maken.”

Prestatiekeuringen

Als het gaat om het onderhouden en beschermen van vastgoed, begint het allemaal met kennis, stelt Koster. Wat is de actuele staat van onderhoud? Wat zijn de oorzaken van schade? Wat is het beste plan van aanpak? Het VAC timmert al jaren aan de weg met landelijke cursussen op het gebied van onder andere Inspectie (hout, beton, steen en metaal), Kwaliteitscontrole onderhoudsschilderwerk, Praktische verftechnologie en Prestatiegericht gevelonderhoud.

Het uitvoeren van inspecties en keuringen, zowel voor opdrachtgevers als -nemers, zijn echter goed voor circa 60 tot 70 procent van het werk van het VAC. Het voert jaarlijks honderden prestatiekeuringen uit op basis van technische prestatie-indicatoren. Door te sturen op de technische kwaliteit worden de onderhoudsrisico’s inzichtelijk en kan op basis daarvan beleid worden gemaakt, legt Koster uit.

In de keuringsrapporten wordt een relatie gelegd tussen de gemeten prestaties en de conditiescore volgens NEN 2767. Hierdoor is in een oogopslag duidelijk welke impact de technische gebreken hebben op de conditiescore. “Mensen willen nu eenmaal een NEN-inspectie hebben”, verklaart Koster.

“Dus voeren wij onze normale inspectie uit, die in feite betrouwbaarder is omdat de variaties in omvang en de ernst van de schades daarmee ook inzichtelijk worden, en genereren op basis daarvan een NEN-conditiescore. Deze is vooral bedoeld om te bepalen wannéér je iets moet gaan doen, maar niet direct wát er moet gebeuren. Wij hebben het dus eigenlijk omgedraaid. We inspecteren wat er moet gebeuren en daar komt dan automatisch het cijfer bij wanneer je het moet gaan doen.”

Zelfde ‘taal’ spreken

En dan nog is het zaak dat opdrachtgever en -nemer dezelfde ‘taal’ spreken, aldus Koster. “Vaak is als prestatieafspraak een gemiddelde conditie opgegeven. Afspraken over de technische prestaties van bouwdelen ontbreken dan. Tijdens de conditiemeting zal daarom aanvullend het risico van de aanwezige gebreken moeten worden vastgesteld en zal je in het prestatiecontract moeten definiëren welke risico’s toelaatbaar zijn en welke niet.”

Als voorbeeld noemt hij de verfhechting. “Stel, wij doen 100 metingen en in 95 gevallen is de hechting goed, dan heb je een marge die toelaatbaar is en kun je dus weer met een eenvoudig verfsysteem verder. Honderd procent hechting op een complex heb ik in de praktijk namelijk maar één keer in m’n leven meegemaakt bij onderhoud. Er is altijd wel een plekje waar net iets minder is geschuurd of schoongemaakt.”

“Dat ondervang je door een bepaalde foutmarge toe te laten en dat ook vooraf te communiceren. Daarmee voorkom je dat iedereen op zijn eigen wijze een rapport gaat interpreteren. Dat zie je vooral gebeuren bij opdrachtgevers die werken met verschillende vastgoedbeheerders. Een ergernis bij veel onderhoudsbedrijven. Dit ondervang je door aan de voorkant al te zeggen: wat mag je tegenkomen en wat moet er vervolgens gebeuren? RGS-eisen op papier zetten is geen hogere wiskunde. Waar het om draait: als je het niet haalt, wat spreek je dan met elkaar af?”

Interne audits

Interne audits voor schilder- en onderhoudsbedrijven is een groeimarkt, weet Koster. “Dan loopt iemand van ons één of twee dagen per week rond op de werken om de geleverde kwaliteit en de veiligheid intern te toetsen. Vaak met de insteek om de kwaliteit naar een nog hoger niveau te brengen en te borgen. Het is namelijk heel vervelend als je al een half jaar bezig bent op een groot RGS-project en er dan pas achter komt dat de geleverde kwaliteit toch niet goed genoeg is. Als je RGS doet, moet je wel weten waar de probleempunten liggen.”

Zeker met de duurzaamheidsopgave die voor ons ligt, is het volgens Koster zaak breder te kijken en het totale onderhoudsbeleid onder de loep te nemen. “Het draait niet alleen om de uitvoering, maar je moet periodiek ook naar je eigen organisatie kijken. Wat is het beleid? Hoe verloopt de projectvoorbereiding? Hoe zorg je voor continuïteit?”

“Je moet niet vergeten dat steeds weer nieuwe mensen op een rijdende trein springen. De positie van de teamleider of werkvoorbereider is daarbij cruciaal. Zeker in een RGS-traject. Het bekende zandloperverhaal. Hij moet immers de mensen aansturen die het werk moeten maken. Daarom moet je er voor zorgen dat de teamleider precies weet wat er met de opdrachtgever is afgesproken én de ruimte krijgt om dat werk ook te kunnen maken. In de praktijk zie je het daar nog wel eens misgaan.”

“Als onafhankelijke partij kwaliteitseisen meetbaar maken en borgen, dat is een rode draad in het bestaan van VAC”, stelt algemeen directeur Hans Koster.

——————————————————————————————————————————–

Historie Verf Advies Centrum
Het Verf Advies Centrum (VAC), is een onafhankelijk, landelijk opererend kenniscentrum op het gebied van verf en andere beschermingstechnieken. Het startte in 1993 op initiatief van Harm Jellema en Hans Koster, twee voormalig COT-medewerkers (Centrum voor Onderzoek en Technisch advies, tegenwoordig IFO-CTO) in Haarlem. Hun uitvalsbasis werd Alkmaar, de praktijk hun werkveld. Zij stonden mede aan de basis van prestatiecontracten in de schilders- en onderhoudswereld (tegenwoordig RGS). “Als onafhankelijke partij kwaliteitseisen meetbaar maken en borgen, dat is een rode draad in het bestaan van VAC”, stelt Koster. “Dat doen we nog steeds, maar het takenpakket is in de loop der jaren wel breder geworden. Tegenwoordig geven we ook specialistische trainingen voor onderhoudsmedewerkers uit verschillende disciplines. Die worden overigens gevolgd door zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers.”
Omdat onderhoud aan de buitenschil van een gebouw meer omvat dan alleen schilderwerk werd in 1999, naast het VAC, ook het Bouw Advies Centrum (BAC) opgericht. Michiel von Balluseck werd aangetrokken als bouwkundig inspecteur en ging – toen Jellema in 2005 zijn aandelen van de hand deed – samen met Koster de kar trekken bij het VAC en BAC.
Tegenwoordig opereert het VAC/BAC vanuit twee vestigingen (Alkmaar en Oirschot) en er werken in totaal vijftien mensen. “We zoeken nog een bouwkundige”, meldt Koster. Omdat Von Balluseck per 1 januari 2023 met pensioen is gegaan, hebben er ook de nodige wijzingen plaatsgevonden in de aansturing. Koster treedt nu op als algemeen directeur en wordt in het directieteam bijgestaan door Rob Relou en Elwin Buikema, die mede-eigenaren zijn geworden. Beiden zijn al jarenlang actief binnen het VAC/BAC. Relou is vestigingsmanager Oirschot, Buikema is vestigingsmanager Alkmaar en aanspreekpunt voor het BAC.
www.verfadviescentrum.nl en www.bouwadviescentrum.nl 

——————————————————————————————————————————-

Hans Koster op locatie tijdens een inspectie

Watergedragen verf
“In het planmatig onderhoud komen we de toepassing van watergedragen verf buiten nog maar sporadisch tegen”, aldus Hans Koster. “Onderhoudstechnisch is er niks op aan te merken, maar wij blijven Nederlanders. Het schilderwerk moet er altijd strak uitzien. Feit is dat watergedragen verven moeilijker zijn te verwerken; je herkent het direct. Misschien moeten we ook daar een omslag in denken maken. Accepteren dat de esthetische staat van schilderwerk met watergedragen verf op een iets ander niveau ligt dan we gewend zijn met oplosmiddelhoudende verven. Binnen hebben we die omslag ook gemaakt, al kom ik bij ons inspectiewerk nog steeds particulieren tegen die verwachten dat schilderwerk eruit ziet zoals twintig jaar geleden. Als je heel kritisch bent, moet je gewoon accepteren dat die esthetische kwaliteit met watergedragen verf op bijvoorbeeld een paneeldeur niet haalbaar is. Of je moet alles gaan afplakken en spuiten.”

Foto’s: Cor Salverius

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.


PPG verlengt Colorful Communities tot en met 2035

Baan Twente wederom beste Mercedes-Benz Van ProCenter

Oostveen overgenomen door Hoogstraten Haarzuilens

Geen versoepeling regels voor Oekraïense zzp’ers

Soudal slaat vleugels uit naar Japan