In november 2015 overleed schilder Pieter de Ruyter uit Delft, specialist in het restaureren van historische beschilderingen en schilderijen, op 70-jarige leeftijd. Hij had veel ervaring met het restaureren van schilderingen op verschillende ondergronden (steen, hout en linnen) en met het opnieuw aanbrengen van oude afwerkingen zoals hout- en marmerimitaties en verguldingen.
Naast zijn werk als restaurator maakte De Ruyter olieverfschilderijen en tekeningen. Daarnaast schreef hij verhalen en gedichten die vooral over zijn werk gingen. Zo stuurde hij de redactie van Eisma’s Schildersblad vorig jaar nog een selectie van zijn schilderverhalen met de vraag of we eventueel interesse hadden in publicatie. Deze bundel verhalen bleef hier lang op een ’to do’ stapel liggen.
We moesten ons er nog nader over buigen. Totdat eind vorig jaar plotsklaps het bericht kwam dat De Ruyter was overleden. Bij het opruimen van mijn bureau kwam ik de verhalen van hem deze week weer tegen en besloot er iets mee te doen. Als soort van eerbetoon wil ik bij deze graag nog een verhaal van hem met u delen in deze blog.
Oude tabak en vuil
En, wat denk je hoe ik mij voel in zo’n goor huis.’ Mijn vrouw kijkt mij boosaardig aan.
‘De hele winter zeg je al dat je de kinderkamer gaat schoonmaken en schilderen. En wie doet dat, niet mijn man en toekomstige vader van ons kind.’ ‘Nou, heb je al een plan’, zegt zij met een harde stem. Tegen zoveel ‘huiselijk’ geweld ben ik niet bestand en besluit ter plekke dat ik in het weekeind zal beginnen.
‘Grondig aanpakken’, zegt zij en geeft mij een emmer met sop om het afwasbare behang eens flink schoon te maken. Wie schetst onze verbazing als er onder de viezigheid van rook en vuil een patroon van schepen en havens te voorschijn komt. Rotterdamse havengezichten. Daar zal ons toekomstige kind, dat aanleg heeft voor admiraal, heel gelukkig van worden.
Mijn vrouw Marjan, die ondertussen bezig is het plafond te soppen, kijkt met een vertederde blijk naar mij. Hij kan het dus wel, denkt zij, maar je moet hem af en toe op gang helpen zoals zoveel mannen van zijn leeftijd. Plotseling lijkt het of het behang oplost. De havens en schepen verdwijnen. Het wordt een en al pap. Een hele emmer vol. En dan, als bij toverslag komt er een beschildering te voorschijn met een Amerikaans zeilschip, een driemaster in volle zee met de stars en stripes aan de bezaansmast.
Gehaast komt mijn vrouw van de trap af en kijkt met verwondering naar de afbeelding. Wie had dat kunnen denken toen wij het oude huis als een ruïne kochten. Ik zie een handtekening staan: ‘Evert van Dongen 1785.’ ‘Zijn wij nu rijk’, vraagt zij voor zich uit en kijkt gespannen naar de golven. Ineens stel ik mij voor wat er zou gebeuren als de schilder Van Dongen bij ons aan zo9u bellen:
De harde klank van de koperen bel klinkt door het huis.
‘Ik ga wel even open doen’, zeg ik en roetsj de trappen af naar de voordeur.
‘Ik ben Van Dongen’, zegt een deftig heer, ‘mijn grootvader heeft hier gewoond. Zou ik eens binnen een kijkje mogen nemen?’
‘Nou meneer van Dongen wij zitten midden in de voorjaarsschoonmaak maar kom verder. Wij hebben net een schilderij met de naam van Evert van Dongen in de kinderkamer ontdekt.’
In gedachten staat de man voor de afbeelding en zegt, ‘dat is geschilderd door een familielid van mij. Het staat in een boek en was als verloren beschouwd. U bent een rijke familie met dat kunstwerk.’ ‘Koffie meneer van Dongen?’ vraag ik als wij zijn bijgekomen van de schrik.
Bevlogen
De Ruyter heeft als schilder op zijn bevlogen wijze bijgedragen aan een zo verantwoord mogelijke restauratie van tal van belangrijke gebouwen in Nederland, zoals Huis ten Bosch, het Rotterdamse stadhuis aan de Coolsingel en de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. In zijn eigen stad Delft tekende hij ook voor de fraaie opknapbeurt van de gevelstenen in de poort van het Kruithuis en het Hofje van Gratie.
Afgelopen zomer deed De Ruyter nog een unieke historische vondst. Bij de restauratie van twee eeuwenoude ‘regentenborden’ van het Reinier de Graaf Gasthuis ontdekte hij dat enkele met goud omrande namen als ‘Graswinckel’ en ‘Van Bleyswijk’ grof waren overgeschilderd. Samen met hun kleurrijke familiewapens bleek de vermelding van die voormalige ziekenhuis-bestuurders verstopt onder een dikke laag grijsgroene verf.
Dankzij z’n grote geschiedkundige kennis wist De Ruyter meteen de verklaring. De overschildering moest een bewuste protestactie zijn geweest in de Franse tijd, rond 1800. Toen was ‘Het Volk’ aan de macht, tijdens de Bataafsche Republiek. Dat nieuwe gezag, dat overigens slechts kort heeft geduurd, moest niks hebben van oude, rijke en vaak Oranje-gezinde families. Daarom werd onder meer een verbod afgekondigd op gepronk met wapenschilden. Dus: rigoureus de verfkwast over zulke ‘verfoeide symbolen van de monarchie’.
Momenteel zijn die regentenborden, die dateren uit 1720 en 1755, weer te zien in hun oorspronkelijke staat. Met alle ooit weg geschilderde namen er op – en met nu opnieuw de originele familiewapens erbij – hangen ze sinds kort in de Delftse nieuwbouw van het Reinier de Graaf Gasthuis, de huidige voortzetting van Nederlands oudste ziekenhuis (1252).