Ik ben inspecteur en opleider in de grote staalindustrie en inspecteer zodoende vooral straal- en schilderwerkzaamheden aan bruggen en waterwegen. Gelukkig begeef ik mij tijdens mijn werk nog regelmatig onder de vakmensen in de schilderssector, om genoeg gevoel met het huisschildersvak te behouden.
Enkele jaren geleden werd ik gevraagd een inspectie uit te voeren op het schilderwerk aan metalen ramen van een overheidsgebouw in Utrecht. Er waren vlekken geconstateerd op de conservering van de metalen ramen en de schilder ‘had het weer gedaan’.
Dit zijn mooie klussen. Het is geen CSI, maar een beetje politiewerk was wel nodig. Ik kon tijdens een visuele inspectie niets eigenaardigs vinden. In zo’n situatie begeef ik me naar het rookhok: de overlegplek zonder rang of stand.
Het bleek dat de ramen waren schoongemaakt met vloeistof uit een blauw vaatje ‘met zo’n doodshoofd erop’. Na wat rondscharrelen op de werkplek bleek het te gaan om een vaatje schoonmaakmiddel met waterstoffluoride. Dit is een zwak, maar corrosief zuur dat de ramen goed schoonmaakt én de perfect aangebrachte blauwe verf aantast.
In ons werk worden we weleens aangemerkt als de ‘verfpolitie’. We handhaven de wet die we samen hebben vastgelegd in de specificatie. We schrijven daarentegen geen bekeuringen uit, we proberen enkel samen tot een aanvaardbare kwaliteit te komen. Soms leidt dit tot afkeur van onvoldoende uitgevoerd werk, wat moet worden hersteld.
Beter kunnen we gezien worden als de conservatieve leraar die het beste met zijn leerlingen voor heeft en ze graag een goede basis wil meegeven. Opdat ze goed terechtkomen, met een zelfgekozen doel om voor te werken.