De eerste testresultaten zijn veelbelovend en dat is positief nieuws in deze sombere coronaperiode. Het zet ook de meerwaarde van verf in de spotlights.
De geschiedenis van verf begon ooit in de prehistorie met eenvoudige grottekeningen, gemaakt met beschikbare natuurlijke kleurstoffen zoals aardpigmenten, houtskool, bessensap, reuzel of bloed.
Aanvankelijk had verf vooral een decoratieve functie, maar gaandeweg ontdekte men de beschermende werking. Zo gingen de Egyptenaren en Hebreeën het op het hout van hun schepen gebruiken. In de Middeleeuwen begonnen kunstenaars hars met olie te koken om mengbare verf te verkrijgen. Zij waren in de vijftiende eeuw ook de eersten die drogende oliën toevoegden om te schilderen.
Lijnolie werd het meest gebruikte oplosmiddel totdat dit in de twintigste eeuw werd vervangen door synthetische stoffen. Tegenwoordig is verf maken allang geen ambacht meer, maar een industrie waar veel chemie aan te pas komt. De laatste decennia is verf meer dan alleen verfraaiing en bescherming geworden en kan het ook extra functionaliteiten bieden.
Denk bijvoorbeeld aan zelfherstellende autolakken, milieuvriendelijke antifoulings, nanocoatings, stralingswerende verven, antibacteriële coatings en luchtzuiverende verven. Daar komt straks dus mogelijk de ‘viruswerende’ verf bij. Hoewel de eerste Utrechtse testresultaten om de Covid-deeltjes af te breken beloftevol zijn, moet de muurverf nu verder worden ontwikkeld samen met AkzoNobel.
Het duurt volgens de onderzoekers zeker nog vijf á acht jaar eer hun product in de schappen ligt. Ondertussen zullen ook andere verffabrikanten niet stilzitten om een eigen ‘anti-coronaverf’ te ontwikkelen.
Volgens de Utrechtse professor Bert Weckhuysen staan we aan het begin van een revolutie. Door de voortschrijdende wetenschap krijgen materialen om ons heen steeds meer extra functionaliteiten. Hij noemt in dat kader ook verf die op de muur van kleur verandert. De verfindustrie vindt overal een oplossing voor.