Ga naar hoofdinhoud

Overdag mag je óók niets!


Dat was toch eigenlijk wel gek, vond de schilder bij wie ik steeds een paar centimeter verder naar achteren deinsde. Overdag dacht hij eigenlijk nooit meer aan corona. 'Maar kom je dan thuis, dan mag er opeens niets meer.'

Ja, jij en ik weten dat er een paar dingetjes misgaan in de drie zinnen waarmee ik dit stukje begin. En ik heb het gevoel dat zulke dingen door het hele land gezegd worden, momenteel. We horen steeds dat veel van de corona-besmettingen op het werk plaatsvinden. En omdat journalisten en beleidsmakers kantoormensen zijn gaat het dan vervolgens vooral over de kantoortuin en de vrijdagmiddagborrel. Dus niet over ons, op locatie, aan het schilderen. Maar dat gaat het dus wel, mensen, dus wel.

Ik kom nog wel eens ergens en mijn beleid is: mondkapje op vóór het aanbellen. In principe loop ik dan door tot de stoel die voor me bedoeld is vóór het kapje af gaat. Ik kom namelijk wel op kantoren waar dat de policy is. Degene die er nog mag komen loopt, zodra hij/zij van zijn/haar werkplek opstaat, met een kapje door de gangen. Komt ook op kantoren steeds minder voor. Sterker: de plekken waar ik als een griezelige melaatse wordt aangekeken als ik met mijn kapje op binnenkom nemen toe. Je ziet de mensen denken: ‘oh ja… die kapjes… je hebt dus nog mensen die ze gebruiken…’


Op schilderlocaties laat ik het kapje maar helemaal in mijn zak zitten. Niemand draagt er één, ook al is het volgens mij in alle RIVM-richtlijnen en aanvullende richtlijnen voor de schildersbranche wel de bedoeling: kapje op tot je op je werkplek bent, daar alles goed afzetten met rood-wit-lint. En als je dan begint met werken mag-ie af. Tenzij je moet schuren, natuurlijk, maar dat is om iets anders.
Nu denk ik dat dat in bewoonde situaties vast nog wel aardig nageleefd zal worden. Vreemde ogen dwingen en angstige ogen al helemaal. Om van boze ogen maar te zwijgen. Toevallig heb ik al een tijdje niet meer op een ‘bewoond’ complex met schilders rondgelopen.


Wel was ik veel op plekken waar we ‘onder ons’ zijn: bouwvakkers, stukadoors, schilders, vloerenleggers, alles gezellig bij elkaar. En daar draagt men niet alleen geen kapje meer, ik zie ook weinig tussenruimte tussen collega’s meer, en zeker geen anderhalve meter. Dat was in het begin, een jaar, een half jaar geleden toch nog wel gebruikelijk: dat als je een trap af wilde en er kwam iemand naar boven, dan deed je een stapje terug en liet die ander passeren. Dat is er veelal af, constateer ik. Er wordt totaal niet meer over nagedacht.

Kijk: als we het zelf niet doen, of als de chef het niet zegt, wie zal ons dan controleren? Niemand toch? Bij het uitbreken van de corona hoorde je nog wel eens van agenten die busjes staande hielden met teveel bouwvakkers er in. Zijn we met losse auto’s gaan rijden en met spatschermen. Maar ook die zie ik weinig meer. En de arbeidsinspectie, die gaat er ook niet op controleren en komen ze binnen, reken maar dat iedereen het zich dan opeens weer herinnert, dus wat gaat die zien?

Dus. De meeste besmettingen vinden plaats in het gezin. Daar mag inderdaad niets: vrijwel geen bezoek, niet meer winkelen, niet meer naar school, niet meer de deur uit na negenen. De tweede plek voor besmettingen is het werk, dus daar mag… precies: ook niets! Twee keer niets = gezond blijven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.


PPG verlengt Colorful Communities tot en met 2035

Baan Twente wederom beste Mercedes-Benz Van ProCenter

Oostveen overgenomen door Hoogstraten Haarzuilens

Geen versoepeling regels voor Oekraïense zzp’ers

Soudal slaat vleugels uit naar Japan


Naar archief >