Vorige week mocht ik een bijeenkomst bijwonen van de Vakgroep Schilders Fryslân. De Vakman in 2020 stond daar centraal. Wat mogen we van die vakman verwachten? Maar ook: wat kan een vakman anno 2020 verwachten van de schildersbranche?
Want er beweegt en verandert van alles in de sector schilderen en onderhoud. Dat is altijd zo geweest, maar de veranderingen gaan nu wel heel snel. Daarom wilde de vakgroep de betekenis van deze veranderingen voor de sector en de eigen vereniging met de leden bespreken. Er was een zestal personen, afkomstig uit verschillende hoeken van het werkveld, gevraagd een korte inleiding te houden, zodat daarna met elkaar kon worden gepraat op basis van verfrissende inzichten.
Flexibiliteit en onderwijs
Ik moet zeggen dat het een interessante discussie opleverde, waarbij de gedwongen flexibiliteit van arbeidskrachten min of meer als een gegeven werd beschouwd. U leest er alles over in nummer 2 van Eisma’s Schildersblad (of hier als Premium-artikel). Flexwerk hoeft geen ramp te zijn, als de beloning voor het geleverde werk maar in orde is, was een van de standpunten. Maar daar gaat het vaak mis. Dé grote uitdaging voor de toekomst is de sector aantrekkelijk houden voor nieuwe instroom, was dan ook een van de conclusies. En het is broodnodig dat het onderwijs beter aansluit op de competenties die de dagelijkse praktijk vraagt. Zowel werkgevers, werknemers als de scholen zelf zullen bereid moeten zijn te investeren in opleiden.
Grootste concurrent
Maar met vakmanschap en scherpe prijzen alleen red je het niet in 2020. De grootste concurrent van de schilder is namelijk niet een collega-schildersbedrijf, maar zijn andere bouwmethoden en andere materialen. Dat stelt Marjet Rutten, auteur van het boek ‘Van maken naar raken’, in een analyse van de schildersbranche dat binnenkort ook in Eisma’s Schilderblad verschijnt.
Industrieel karakter
Rutten constateert dat de bouw een industrieel karakter krijgt. Het bouwproces, ook bij renovatie (energetische maatregelen aan de buitenschil), verschuift steeds meer naar fabrieken. Prefab betekent een grotere kans op inzet van andere materialen en dat, als er al verf wordt toegepast, dit ‘af fabriek’ is geappliceerd. De groothandel wordt daarbij buitenspel gezet, want fabrikanten werken samen voor beste de prijs-kwaliteitverhouding en garanties.
Nadenken
Wat deze ontwikkelingen allemaal precies gaan betekenen voor het schilders- en onderhoudsbedrijf is nu nog moeilijk in te schatten. Maar ik geef Rutten gelijk als ze zegt: ‘Ben je voor groot deel van je omzet afhankelijk van nieuwbouw en grootschalige renovatie, ga dan maar eens nadenken over de toekomst van je organisatie’. Er zijn inmiddels onderhoudsbedrijven die dat al hebben gedaan. Ook daarover leest u meer in het februari-nummer van Eisma’s Schildersblad.