Gisteren liep ik op straat een kennis van mij tegen het lijf, die al jarenlang voor een schildersbedrijf werkt. Hoe gaat het? Bijna op vakantie?, vroeg ik hem. Ja, knikte hij, terwijl ie vermoeid met zijn hand over zn gezicht streek. Ik ben er wel aan toe. In de bouwvakvakantie ga ik met het gezin drie weken richting Frankrijk. Van mij had het niet gehoeven, hoor. Ik was net zo lief thuis gebleven. Lekker in de achtertuin relaxen met een biertje en tussendoor de Olympische Spelen op tv volgen.”
Massale uittocht
De schilder kwam nu op gang. “Ik verbaas me iedere keer weer over die massale uittocht van Nederlanders waar ik, min of meer met frisse tegenzin, nu ook al jarenlang deel van uit maak. Als kuddedieren jakkeren we met de auto of vliegen we naar onze buitenlandse vakantiebestemming. De autowegen verslikken zich tijdens de zomervakantieperiode in de massa’s autovakantiegangers en vlieghavens raken overbevolkt met verveeld wachtende passagiers. Uren-, soms zelfs dagenlang zijn we onderweg en dat levert veel stress op. Vooral ook als je ook nog eens jengelende kinderen bij je hebt.”
” Eindelijk bereik je dan de plaats van bestemming. Dan ben je min of meer verplicht om de knop om te draaien en gelijk te genieten, want voor je het weet is de vakantie immers voorbij. En als we dan eindelijk tot rust komen, is het bijna alweer tijd om in te pakken en wacht wederom een stressvolle reis over drukke autowegen of overbevolkte vliegvelden richting Nederland. Met wat geluk hebben we nog een dagje om uit te blazen, of beter gezegd, om uit te pakken, de tuin te maaien, te wassen en te strijken.”
“Maandagmorgen terug naar de werkvloer, ochtendspits, ochtendhumeur. De berg schilderwerk die weer op je ligt te wachten lijkt onoverkomelijk. Niemand van je collega’s was natuurlijk loyaal genoeg om, tijdens je afwezigheid,even een tandje bij te steken. En zo zit je zomaar weer in de dagelijkse sleur en is er van uitrusten en relaxen niet veel gekomen. Vakantie is vermoeiend.”
Na deze lange woordenstroom zuchtte hij eens diep. Ik moest hem gelijk geven. “Nu snap je waarom ik ’s zomers altijd naar de Waddeneilanden op vakantie ga”, reageerde ik. “In no-time ben je met je auto in de veerhaven en zodra de boot de kade verlaat, heb je meteen al een vakantiegevoel en laat je als het ware de dagelijkse sleur achter je. Wij zijn al op onze vakantiebestemming als jij in België in de file staat”, grapte ik. Hij knikte. “Ik ben jaloers op je. Al hebben wij in ieder geval veel meer kans op mooi weer dan jij. Maar ik ga nu. Ik moet voor de kinderen nog pilletjes tegen reisziekte en een spelcomputer voor in de auto kopen. Prettige vakantie.”