In opdracht van de minister van Wonen en Rijksdienst en stichting VvE Belang heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderzoek gedaan naar de VvE in Nederland. Het onderzoek geeft voor het eerst een duidelijk beeld van de VvE’s in Nederland en haar bewoners.
Dit onderzoek was nodig, aldus de initiatiefnemers, omdat er tot op heden weinig bekend was over de precieze aantallen en de kenmerken van VvE’s, laat staan van de bewoners. De VvE, de Vereniging van Eigenaars, is de wettelijke verplichte samenwerkingsvorm waarin gezamenlijke appartementseigenaren hun gebouw beheren. De VvE is verantwoordelijk voor het onderhoud van de gezamenlijke delen van het complex, bijvoorbeeld aan het dak of een liftinstallatie.
Uit het onderzoek blijkt dat er in Nederland in totaal 143.835 VvE’s zijn waarvan 125 duizend met tenminste één woning. Deze VvE’s vertegenwoordigen samen bijna 1,2 miljoen woningen, een kwart van de totale Nederlandse particuliere woningvoorraad. Ondanks de wettelijke plicht zijn nog steeds ruim 40 duizend VvE’s niet ingeschreven bij Kamer van Koophandel, ondanks dat dit al sinds 1 juli 2008 wettelijk verplicht is. Er zijn opvallend veel gemengde complexen: bijna 50% VvE’s bestaat uit huurders én eigenaar-bewoners, 7 op de 10 appartementen bevinden zich in een gemengd complex. Uit het onderzoek blijkt ook dat er in totaal 1.173.890 woningen onderdeel zijn van een VvE. Dit is een kwart van de totale Nederlandse particuliere woningvoorraad.
Grote verschillen zijn zichtbaar wanneer VvE’s en hun bewoners in verschillende regio’s worden vergeleken. Hoewel landelijk hoofdbewoners tussen de 30 en 50 jaar het vaakst deel uitmaken van een VvE en één op de vier hoofdbewoners een 65-plusser is, bestaat in Drenthe bijvoorbeeld ruim de helft van de leden van VvE’s uit 65-plussers. Daar tegenover zijn in grote steden de 30 tot 50 jarigen veel sterker vertegenwoordigd in appartementencomplexen.
In heel Nederland hebben maar liefst 6 op de 10 VvE’s voornamelijk vooroorlogse woningen. De meeste woningen bevinden zich echter in VvE’s met naoorlogse woningen: op het niveau van de woning blijkt dat slechts één op de vier woningen die tot een VvE behoort vooroorlogs is. In Drenthe, Noord-Brabant, Friesland, Overijssel ligt het percentage woningen in VvE’s van vóór 1945 opvallend laag. Dit geldt, minder verrassend, ook voor Flevoland. Hier is slechts 1 op de 5 VvE’s van vóór 1985.
Opvallend zijn de verschillen tussen de grote steden als het gaat om de gemiddelde woningwaarde in een VvE. Waar in Amsterdam slechts 6 procent van de woningen in een VvE in de goedkoopste categorie (tot 150.000 euro) valt, is dit in Rotterdam maar liefst 67 procent. In Den Haag is dit segment 50% en in Utrecht 25%. Zowel in Amsterdam als Utrecht is het aandeel woningen in een VvE met een gemiddelde WOZ-waarde van Euro 150.000-Euro300.000 met ongeveer 60 procent relatief groot. In Den Haag en Rotterdam gaat het bij dit segment om 28 procent. Niet geheel verrassend is het aantal woningen in het hoogste segment het grootst in Amsterdam. Bij maar liefst 15 procent van de VvE’s is de gemiddelde WOZ-waarde Euro 450.000 of meer.