In een vervolgprocedure wordt bekeken hoe hoog de schadevergoeding moet worden. In juni 2018 verscheen een rapport van het RIVM, waaruit bleek dat het zorgbeleid van Defensie op zogeheten POMS-locaties (Prepositioned Organizational Material Storage sites) ontoereikend was. Naar aanleiding van dat rapport wilde het hof meer informatie van betrokken partijen, met name of de aansprakelijkheid eerst door de bestuursrechter moest worden vastgesteld. Voorafgaand aan de zitting van 28 november 2019 heeft de Staat brieven overgelegd. Uit die brieven blijkt dat alle vier de medewerkers direct zijn blootgesteld aan Chroom-6 en dat zij allemaal last hebben van aandoeningen die door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt.
Het hof vindt dat de vier medewerkers ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Het hof concludeert op grond van de brieven dat de Staat niet alleen de zorgplichtschending erkent, maar ook het verband tussen de blootstelling aan Chroom-6 en de mogelijke schade. Het is daarom niet nodig om de bestuursrechter te laten beslissen over de aansprakelijkheid.
De Stichting Gedupeerden Gevaarlijke Stoffen NL-POMS hebben ook een vordering ingediend namens een groep gedupeerden. Van hen kan niet worden vastgesteld dat zij allemaal in dezelfde mate zijn blootgesteld aan Chroom-6. Daarom wordt de stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.